Als de koekoek roept
moet ik
als de wiedeweerga
het bos uit
een veilig heenkomen zoeken.
De andere vogels
waren stil,
De mieren renden
harder dan anders
terwijl eekhoornvlug geruis
door de takken liep.
De tekenen waren zonneklaar,
daarom verbijsterde het mij
dat de anderen daar
geen acht op sloegen.
Het enige dat zij deden
was lichtzinnig lachen
en hun glazen
als potsierlijke verrekijkers
kantelen richting
het naderend gevaar.
Ik bleef niet langer dralen
om hen te waarschuwen.
Ik moest andermaal
de dolende ridder worden.
Eén iemand moet toch
waakzaam blijven,
het gevaar
een stap voor blijven.
© André Degen





