Vandaag (8 december 2015) schrijft Bert Wagendorp een column over degene die wij volgens hem moeten zien als de Grootse Nederlander aller tijden. Wie is dat dan, vragen we ons af, Gordon? (wat je zou verwachten) Arne Jansen? (wat ook terecht zou zijn). Of toch gewoon Krijn Torringa?
Nee, het is een Portugese Jood die in Amsterdam het juiste klimaat meende te vinden voor zijn, in die tijd, nogal afwijkende ideeën omtrent allerlei godsdienstige zaken: Baruch de Spinoza, misschien wel de scherpzinnigste wijsgeer die ooit geleefd heeft (ik vind het altijd zo’n mooi verhaal dat hij van beroep lenzenslijper was; het staat de lezer vrij enige symboliek te ontwaren in deze combinatie van activiteiten).
Spinoza werd tijdens zijn leven danig verketterd; binnen een half jaar na (postume) verschijning van zijn werk oordeelden de Staten van Holland en West-Friesland het als ‘prophaen, atheistisch en blasphemant’ (godslasterlijk, dus).
Maar het idiote doet zich voor dat de banvloek die in zijn eigen gemeenschap over hem is uitgesproken formeel nooit is opgeheven. Tot op de dag van vandaag. Afgelopen zondag was er een symposium waarop door allerlei religieuze hotemetoten de (on)mogelijkheid werd besproken van het opheffen van die anathema.
Door allerlei formeel-juridisch geharrewar en haarkloverij schijnt dat niet te kunnen. Na zijn verstoting uit de joodse gemeenschap had Spinoza binnen 30 dagen om opheffing daarvan moeten vragen én hij had spijt moeten betuigen. Dat is nooit gebeurd, dus is een van de grootste denkers aller tijden officieel nog een vogelvrije persoon. Nou past dat op zich wel bij zijn volledig onafhankelijke denktrant, maar het is toch een wat zotte situatie.
Toeval? Ik ben gisteren, na een korte onderbreking van dertig jaar, weer begonnen in de Ethica (dit keer met het vaste voornemen het uit te lezen), dat algemeen wordt gezien als Spinoza’s hoofdwerk. Destijds schrikte de vorm waarin Spinoza’s opus magnum was gegoten mij nogal af: het was opgezet als een wiskundig werk (‘In meetkundige trant uiteengezet’ staat er op het titelblad), compleet met stellingen, bewijsvoeringen en axioma’s.
Maar nee, niks toeval. Spinoza zou zeggen: Toeval is niks anders dan onze onwetendheid en komt omdat we de hele Natuur niet kunnen overzien (aldus Jan Knol, de schrijver van het inleidende boekje over de grote filosoof En je zult spinazie eten. Laten we ons daar dus voorlopig aan houden. Tot het tegendeel bewezen is.