Wederom wandelend het weekend door

Landschap bij Zuna en Notter, niet ver van Rijssen. Dit maakt deel uit van Midden Regge.

Het is al meer dan een week geleden (10 en 11 oktober 2025) dat ik het weekend voor een groot deel wandelend doorbracht, maar ik wil er op dit weblog graag nog wat aandacht aan besteden. Die vrijdag en zaterdag zouden namelijk de laatste écht zachte dagen van het jaar zijn, kan ik nu (19 oktober 2025) spijtig vaststellen. Dus deze weblogbijdrage is tevens een uitzwaaien van de (na)zomer.

Goede vriend C., met wie ik al meer dan twintig jaar dergelijke wandelsessies doe, en ik hadden namelijk afgesproken dat we dit weekeinde weer enkele trajecten van het Marskramerpad zouden gaan lopen (na het Pieterpad hadden wij immers besloten ons samen aan een nieuwe langeafstandswandeling te wagen).

Startplaats voor deze loopsessie: Rijssen (dat wij voornamelijk kennen vanwege zijn steilheid). Via een zogenaamde aantakroute, die ons vanaf het treinstation naar een pontje over de Regge bracht, kwamen we op het goede pad.

Een vriendelijke man, die daar in de buurt zijn even vriendelijke hond uitliet en die om een praatje verlegen leek te zitten, vertelde ons ongevraagd dat de Regge in de vorige eeuw een rechtgetrokken kanaal (en – helaas ook – een open riool) was. Nu was het riviertje, dankzij ingrijpen van de mens, weer een idyllisch meanderend stroompje geworden. En dat zag er prachtig uit, natuurlijk, alleen kon ik me niet aan de gedachte onttrekken: ‘Wat is hier nog echt aan?’

En zo ontkom ik er niet aan dat het in deze weblogbijdrage ook gaat over de vraag die onze dichterprins J.C. Bloem zich 80 jaar geleden al stelde in zijn beroemde gedicht De Dapperstraat: ‘Wat is natuur nog in dit land?’ Ja, het ingrijpen in de natuur (om die weer in ere te herstellen) zou ongewild een rode draad vormen door dit wandelweekend.

Maar voordat jullie nu gaan denken dat dit een larmoyant verhaal wordt vol onheilsprofetieën: er viel deze twee dagen ook nog genoeg te genieten. Allereerst was er natuurlijk dat heerlijke, verstilde nazomerweer (‘beschouwelijk weer’ zou ik het al lopend voor mezelf noemen). En vervolgens liepen goede vriend C. meermalen door schitterende beuken- en eikenlanen die ons omruisten als natuurlijke erehagen.

Ik denk ook aan de verschillende ontmoetingen met vriendelijke mensen. Zo was er een bijzonder aardige vrouw die ons meenam in haar auto, toen wij op een punt waren aangekomen dat wij beslist geen zin meer hadden om de tien kilometer te lopen die ons nog scheidden van het eindpunt van die wandeldag; we hadden er toen al ruim 27 kilometer stevig wandelen op zitten.

Ik opperde toen het plan om te gaan liften, aangezien de bus nog minstens drie kwartier op zich zou laten wachten – en het was zelfs niet eens zeker of die wel zou komen. Goede vriend C. zag er weinig heil in, maar hij moest toegeven dat het toch niet zo’n gek idee was op het moment dat een bijzonder vriendelijke automobiliste voor ons halthield. De vrouw uit Bathmen was zelfs zo sympathiek om daarvoor een telefoongesprek dat ze op dat moment met haar zus voerde af te breken.

Maar goed, terug naar die vraag: ‘Wat is natuur nog in dit land?’ Die drong zich meermalen aan mij op tijdens deze wandeldagen.

In de buurt van Lettele zag ik een bord (‘Oaver de Kamp‘) waarin de passant werd verteld dat het paadje dat hij nu overliep een zogenaamd ‘kerkpad’ was, een verbindingspad tussen in buitengebieden gelegen woningen en een kerkdorp. Deze kerkpaden zijn grotendeels verdwenen door de ruilverkaveling en we weten allemaal wat de ruilverkaveling aan natuurschade heeft gebracht.

Op voormalig jachtlandgoed De Oostermaet kwam ik een bord tegen waarin werd beschreven hoe de fijnsparbossen daar ter plaatse waren aangetast door een klein, geniepig kevertje, de letterzetter. Veel aangetaste naaldbomen waren gekapt en vervangen door loofbomen die beter bestand zijn tegen droogte en die de letterzetter links laat liggen (de Ips typographus gaat zich voornamelijk te buiten aan de bast van dennen, sparren en lariksen).

Een goede ingreep van de mens, zeker, maar andermaal: we zaten hier te kijken naar geconstrueerde natuur. En dat de letterzetter zo heftig kon toeslaan, was te wijten aan de klimaatverandering – door menselijke invloed, dus.

Ook de Lettelerleide, een waterloop die door de mens was gegraven om het van nature natte Salland te kunnen cultiveren, was in 2008 grondig op de schop gegaan. Het watertje was ondieper gemaakt en de steile slootkant was afgegraven, zodat er een langzaam oplopende oever ontstond. Daardoor bood het een betere groeiplaats voor bloemen als de lisdodde, de gele lis, de dotterbloem en de zwanebloem.

Deze maatregelen waren bedoeld om het water langer vast te houden in het gebied, waardoor verdroging zou worden tegengegaan en de waterkwaliteit zou verbeteren. Niks mis mee natuurlijk, maar je krijgt steeds meer de indruk dat de natuur in Nederland niets meer op eigen houtje kan, dat grondig ingrijpen van de mens noodzakelijk is, om haar te laten voortbestaan.

Ik begin steeds meer te beseffen dat de totale, wereldwijde vernietiging van de natuur een onomkeerbaar proces is; hoe vaak en hoe dringend vele wetenschappers over de hele wereld al vele decennia de mensen hebben gewaarschuwd die qua natuurbehoud écht invloed hebben, er is sinds de eerste alarmbel afging van de Club van Rome, in de vorm van De Grenzen aan de Groei, meer dan een halve eeuw (!) geleden, niets wezenlijks veranderd.

Sterker nog, de ontbossing, het smelten van ijskappen en gletsjers en het afsterven van koraal gaan in ijltempo door en naderen angstaanjagend dicht een point of no return (of hebben die al bereikt). Ik weet het, dit klinkt allemaal heel somber en ‘doemdenkerig’, maar het is helaas an inconvenient truth.

Het besef dat het strijden voor het behoud van de natuur anno 2025 een verloren strijd is, brengt mij ertoe des te intenser te genieten van de natuur die er nog is. Wat kun je ook anders doen?

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *