Impuls
Ze zei: ‘Mijn cabrio wacht, onze tocht moet dakloos zijn, we rijden tot waar de liefde afslaat.’ Ik sprong aan boord. Zolang haar haren wapperen gaan wij de goede kant op. © André Degen
Ze zei: ‘Mijn cabrio wacht, onze tocht moet dakloos zijn, we rijden tot waar de liefde afslaat.’ Ik sprong aan boord. Zolang haar haren wapperen gaan wij de goede kant op. © André Degen
1968 mijn moeder zo jong dat haar leeftijd nog werd uitgedrukt in lentes. Haar bloemige jurk vastgevlogen tegen toegeknepen ramen en ik zo onoplettend maar vijf jaar te zijn. Vlinders wrongen zich transistors uit antennes vingen berichten van de nieuwe wereld. Muzikanten van overzee brachten telefoondraden in trilling. Straten geblokkeerd,…
De laatste trein had ik gemist. Ik liep daarom over het grindpaadje naast de rails tussen de stad waar ik mij dagelijks weer liet vastzetten, en mijn woonplaats, een braaf dorpje dat tegen de spoorlijn lag aangevlijd. Mijn vrouw wachtte mij daar op. Ik bedacht hoe heerlijk het zou zijn…
Tussen twee duisternissen heeft mijn spetterkaarsje even gebrand.
In de tijd van Flipper was zelfs de glimlach van dolfijnen breder. © André Degen