Door de column van Peter Buwalda in de vrijdageditie (5 januari 2024) van De Volkskrant, waarin hij verhaalt over zijn zoektocht naar een Playboy voor een schoolvriend en hem, moest ik onmiddellijk terugdenken aan een logeerpartij in L…, bij klasgenoot R. C. lang geleden.
Klasgenoten R.C., E. van D., J. de J. en ik hadden afgesproken dat we dat weekend, ter nadere studie (ja zeg, we waren tenslotte gymnasiasten en onderzoekers pur sang, dat zat er al vroeg in), een seksboekje mee zouden nemen.
In die tijd waren de toonaangevende titels op dat gebied de Chick en de Candy. Voor de kijkertjes die later hebben ingeschakeld moet dit fenomeen uit de prehistorie van de pornografie wel primitief en zelfs lachwekkend en beklagenswaardig overkomen.
Vandaag de dag, waarin je moeiteloos pornhubt naar allerlei sekssites en te kust en te keur kunt zoeken naar allerlei variaties van het lichamelijke minnespel, lijkt het armzalig om je gerief te halen aan de hand van (pun intended) een tijdschrift, al waren de foto’s daarin ook glanzend en in kleur. Maar goed, jongens en meisjes, er was niets anders en ‘je wist niet beter.’ Het was als in de oorlog: het waren barre tijden en je moest je behelpen.
Goed, op de weg naar ons logeeradres, waar we heen gingen, eerst per bus en vervolgens per trein, bij de stationskiosk van station L…, hadden klasgenoot J. de J. en ik ons op slinkse wijze een seksboekje uit de tijdschriftschappen toegeëigend: J. de J. – die vaker met het diefstalbijltje had gehakt – had een Nieuwe Revue en een Chick of een Candy uit de schappen genomen en de Revue met daarin of daaronder zo’n heteplaatjesboekje op de toonbank gelegd.
De opzet van ons snode plan was dat het onderliggende ‘pornografische tijdschrift’ door dat grotere magazine aan het zicht onttrokken zou blijven en dat dat we alleen die Nieuwe Revue zouden afrekenen. En aldus geschiedde – zonder strubbelingen.
Achteraf denk ik trouwens: maar goed dat de verkoper dat tijdschrift niet oppakte, om het op te rollen en er een elastiekje om te doen, zoals dat toch vaak gebeurt, want dan waren J. de J. en ik natuurlijk de sjaak geweest.
Dat weekend ging het boekje van hand tot hand en was onderwerp van grondige studie, dat moge duidelijk zijn.
Op de terugweg van onze logeerpartij zat ik met klasgenoot E. van D. helemaal achterin de bus. Uit meligheid scheurden we toen de meest pikante foto’s uit het seksboekje en hielden die voor de achterruit omhoog, duidelijk zichtbaar voor ons achterop komende automobilisten.
Wat de uitdrukking was op die zondagmiddaggezichten van brave huisvaders die met hun gezinnetje op weg naar schoonmoeder waren, weet ik na al die jaren helaas niet meer, maar wat ik wel weet is dat dat E. en ik enorme lol hadden in het inrichten van deze ongevraagde foto-expositie.
Maar goed, terug naar de diefstal waarvan ik dan wel geen dader maar wel mede-aanstichter en getuige was: het is wat laat is om die (kleine) zonde op te biechten, maar beter laat dan nooit, nietwaar? En ik hoop dat de tijdschriftenverkoper mij mijn daad na al die jaren zal willen vergeven.