Na een halve eeuw herlas ik een jeugdboek

Het malle ding van bobbistiek met – voor mij – de juiste voorkant: zo leerde
ik het een halve eeuw geleden kennen
.

Gisteren (7 november 2022) heb ik een boek uit mijn jeugd herlezen: Het malle ding van bobbistiek van Leonie Kooiker. Tussen eerste en tweede lezing zaten… vijftig (!) jaar…

Een paar weken geleden kreeg ik het van mijn zus (het boek was dus niet verzwolgen in ‘De Zondvloed van het jaar 2000’ waar ik eerder over schreef). Ze had het al jaren in haar bezit, maar het was er nog steeds niet van gekomen om het van eigenaar te doen wisselen; op 20 oktober gaf mijn zus het boek dan eindelijk aan mij (zij zou het toch niet gaan lezen, zei ze).

Ik wist zeker dat ik het debuut van Leonie Kooiker wél zou gaan lezen (al viel ik ruim buiten de doelgroep: 8 – 10 jaar…); niet voor niets schreef ik in mijn weblogbijdrage van 2½ jaar geleden al: ‘…want dit boek uit mijn vroege jeugd wil ik graag nog eens herlezen. Eén autistisch trekje moet men mij daarbij vergeven: als ik het boek koop, moet het dezelfde voorkant hebben als die boven aan deze weblogbijdrage staat.’

Aan dat autistische trekje is gehoor gegeven: het exemplaar dat mijn ouders blijkens een sticker (‘Kinderboekenweek 14 t/m 25 okt ’72’) op het schutblad vrij snel na verschijning van Kooikers eersteling hebben gekocht heeft gelukkig de voorkant zoals die boven deze weblogbijdrage staat.

Het herlezen van een boek uit je jeugd heeft altijd iets gezelligs maar tegelijk iets treurigs: aan de ene kant is het een feest der herkenning, aan de andere kant besef je al lezend dat je in je latere leven nooit meer zó zult kunnen lezen, met zo’n weerloze overgave, volkomen zorgeloos in het boek gezogen terwijl op de achtergrond dat heerlijke besef je blijft omgeven, als een behaaglijke, warme plaid, dat je gewoon bij je ouders in huis zit waar je niks kan gebeuren terwijl je op hetzelfde moment in je fantasie allerlei spannende avonturen beleeft.

Ik had dat gehad met De scheepsjongens van Bontekoe, De kleine kapitein en nu dan met Het malle ding van bobbistiek.

Na een halve eeuw wist ik weinig meer van het boek, behalve dat Bobbie met zijn broer met behulp van het materiaal ‘bobbistiek’ (dat Bobbie bij toeval ontdekt had, terwijl hij eigenlijk verdwijnpasta wilde maken) een ei maakt waarin ze een motor en wieken monteren, zodat ze het luchtruim kunnen kiezen en in de buurt een vreemd pratend mannetje ontmoeten dat hun ’torrenkoek en rupsenbrood’ (tevens de titel van het elfde hoofdstuk) aanbiedt.

Het viel me op dat het boek goed geschreven was en ook na een halve eeuw ontvouwden de bladzijden (hoewel ze bezaaid waren met bruine ouderdomsvlekken) zich fris en jong als kleurige vlindervleugels in de lentezon.

Heel spannend zijn de avonturen in Kooikers debuut niet – de broers vliegen naar ‘de hoge bomen’, landen daar en ontmoeten een merkwaardig mannetje, dat is het wel zo’n beetje – maar ik vond het toch leuk om na zoveel tijd het boek weer te lezen. Het malle ding van bobbistiek is onlosmakelijk verbonden met mijn jeugd en net als in het boek zijn er in mijn jeugd (en in mijn verdere leven) evenmin heel spannende avonturen geweest, maar ja, het is wel mijn jeugd… Ik zal het ermee moeten doen.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *