Het was vandaag (8 maart 2015) nog net iets te koud voor Rokjesdag, maar lang kan het niet meer duren voor de vrouwen blootsbeens door het stadsbeeld trippelen.
Vandaag (8 maart 2015) was de eerste lenteachtige dag in Nederland. Goed, de wind was nog behoorlijk fris/koud, maar een kniesoor die daarop lette. De lente is een gast die, hoe lang zij ook op zich laat wachten, toch altijd met open armen ontvangen wordt. Ik zag de eerste twee vlinders van dit jaar en ik hoorde onze gevederde vrienden kwinkeleren dat het een aard had.
Laat het na een winter van niks (ik ben zelfs nog een dag naar Winterberg geweest om sneeuw te zien en iets als ‘winterpret’ mee te maken) maar snel voorjaar worden. Een Elfstedentocht zit er toch niet meer in.
Ja, mensen, het is lente en dan ga je vanzelf dromen…
En omdat ik een dichter ben, vooruit, een gedicht. Over de lente nog wel.
Het aloude ontwaken
De lente kan nog maar net
op eigen benen staan,
om de zondooier
is het vlies gebroken,
een nieuwe generatie
moet uit holen en burchten
het land in.
We snuiven sporen
uit de lucht.
We wijzen windhanen aan
als wegwijzers
en beloven
hun richtingen te gaan.
Sportvliegtuigjes
omhangen de transparante lentetent
met vaandels.
De oude hond
tilt zijn kop op;
hij kan de dans
van lichte geuren
gewoon niet weigeren.
Ik moet mijn klimmende vertwijfeling
enten op de scheutige
opschietende hoop
die mij omsingelt.
© André Degen