Het Stedelijk Gymnasium in Leeuwarden
Vandaag (12 januari 2014) is het even tijd voor onvervalste weemoed. Het is namelijk the day after of, om in stijl te blijven: dies post eventum. Ik was gisteren namelijk naar een reünie van het Stedelijk Gymnasium in Leeuwarden, waar ik in de periode 1976 – 1981 leerling ben geweest. Voor de eerste keer in mijn vijftigjarig bestaan waagde ik mij aan zo’n nostalgisch samenkomen. En de grote vraag daarbij was natuurlijk: had ik er wel goed aan gedaan mij hiervoor aan te melden? Ging dit niet (enorm) tegenvallen?
Tegenvallend was in ieder geval het aantal inschrijvingen van mensen van mijn lichting (1981). Zo gaat het vaak bij een reünie: ex-klasgenoten die je graag na al die tijd terug had gezien laten het afweten en anderen die je maar vluchtig kent of met wie je niet zo’n innige band had, komen juist wel opdagen.
Er gaf maar een klein clubje van de 1981-lichting acte de présence, maar ik moet zeggen dat het heel gezellig was met de leden van dat groepje. Ik zag hen allemaal voor het eerst sinds tweeëndertig (!) jaar. De eindexamenkandidaten waren gesettelde beginvijftigers geworden, met kinderen, diverse baan- en relatiewisselingen en allerlei omzwervingen.
Wat fascinerend was om te zien: op het allereerste gezicht herkende ik een klasgenoot niet, maar naarmate de dag vorderde, was zijn gezicht – toegegegeven, met de tekenen des tijds die wij allemaal droegen – zoals ik het van vroeger kende. Dat gold voor alle deelnemers van ‘onze’ lichting. Eenieder kroop (onbewust) weer in de rol die hij of zij destijds ook vervuld had en de trekken die hun gezichten meer dan dertig jaar geleden hadden gehad waren gewoon nog aanwezig.
Grappig om te horen was dat enkele van mijn ex-klasgenoten mij associeerden met The Doors. Nu klopt het dat ik vanaf mijn vijftiende (tot een niet nader te definiëren leeftijd) een fervent Doors-fan was. Dus ik kon goed leven met de verbinding van mijn naam met die van Jim Morrison en zijn rakkers. Maar ik beklemtoonde tegenover mijn jaargenoten dat ik nog steeds wel van de jarenzestiggroep uit L.A. hield, maar dat ik mij daarnaast ook een keur aan andere muziek had eigen gemaakt. Ja zeg, men mocht eens gaan denken dat ik stil was blijven staan!
Opvallend genoeg is er altijd één deelnemer die zich nooit hoeft in te schrijven, die altijd komt, nooit verzaakt en die zich altijd op de achtergrond houdt, maar waarover iedereen praat met ontzag: de Dood. Onvermijdelijk dat de doden tijdens een reünie de revue passeren. Dat was bij ons niet anders.
Het gesprek kwam even op onze reeds jaren geleden overleden leraren, onder wie onze docent Latijn. Hij was zeer geliefd en kon als geen ander de Griekse mythologie tot leven brengen met zijn verhalen, doorspekt met melige anachronismen als ‘En toen belde Zeus Hades even op’.
We eren hem hier daarom met een Latijnse spreuk: mortui vivos docent, oftewel: de levenden leren van de doden (letterlijk de doden onderwijzen de levenden). Dank, meneer Smits voor de wijze lessen. Pas nu realiseren wij ons dat we toen beter hadden moeten opletten.
Het programmaonderdeel in de Grote Kerk van Leeuwarden – een discussie in de stijl van De Wereld Draait Door – was het minst interessant. Bovendien snakte ik, na de saunatemperaturen in school en het bijkomende zuurstofgebrek dat er heerste – naar frisse lucht en zonneschijn. Wat spijtig moest ik kijkend door de gebrandschilderde ramen vaststellen dat ik aan de verkeerde kant van het glas zat.
Aan de Orbis volvitur (de wereld draait door)-tafel werd er nogal geblablaat. Dat onderdeel hadden we kunnen overslaan, ware het niet dat we dan ook de fraaie pianobijdrage van de zoon van een van onze ex-klasgenoten hadden gemist.
Wat mij door de dag heen bleef bezighouden: hoe het toch in Godsnaam mogelijk was dat je bepaalde situaties – die helemaal niet schokkend, symbolisch of ontroerend waren – nog zo haarscherp op het netvlies had staan. Zo herinnerde ik een ex-klasgenoot aan een mop die hij vijfendertig jaar geleden eens tijdens een les Latijn had verteld. Waarom is me dat nou zo duidelijk bijgebleven? Goed, ik had me destijds tranen gelachen, maar dat heb ik (gelukkig) in de jaren daarna wel veel vaker gehad. Ik zou hier graag eens een psychologische duiding van horen.
De afterparty liet ik aan mij voorbijgaan; de oudere generatie moet weten wanneer zij terug moet treden. Bovendien was het inmiddels half drie en de nodige consumpties later. Het was mooi geweest voor een man van mijn leeftijd. Senectus ipsa morbus, zoals de goede oude Terentius zei. Oftewel: de ouderdom zelf is een ziekte.