Roger Federer kust ten zesde male de Australian
Open-beker
Vandaag (28 januari 2018) is niet een bepaald vrolijk stemmende dag – het weer doet je hevig verlangen naar een vuistvol Prozac – maar er is toch reden tot vreugde: Roger Federer heeft zijn twintigste Grand Slam-titel binnengehaald, bij de mannen een absoluut record.
Trouwe lezertjes van dit weblog weten dat ik een groot fan van de ballentovenaar uit Bazel. Wat Cruijff deed voor het voetbal, deed Federer voor het tennis: met een lichtvoetigheid over het speelveld dansen die elke andere speler log, lomp en stuntelig doet ogen.
Net als Johan Cruijff dat in zijn beste jaren bij Ajax deed, beoefent Federer zijn sport met schijnbaar achteloos gemak – en dat al jaren op het hoogste niveau.
Federer, die een tijd geleden nog afgeschreven leek, ‘vond zichzelf opnieuw uit’ (zoals het terechte cliché luidt over zijn fabuleuze comeback) en presteerde vandaag het ongelooflijke: op zijn 36e nóg een Grand Slam-titel pakken, terwijl jaren geleden Pete Sampras (ook geen kleine jongen op tennisgebied) in 2009 al zei over Federers toenmalige prestatie:
‘Roger is de beste speler aller tijden. Wat hij de afgelopen vijf jaar presteerde is nooit eerder vertoond en zal nooit meer vertoond worden.’
Volgens vaste tennisverslaggever voor De Volkskrant Robèrt Misset moeten we maar genieten van Federers fenomenale spel ‘zolang het nog kan’.
En daar heeft de heer Misset een punt: hoe goed Federer momenteel al is, hij tennist in zijn nadagen. Dat weten alle tennisliefhebbers en dat weet hijzelf natuurlijk ook donders goed. En dat verleent zijn huidige prestaties een zweem van weemoed: we kijken naar iets waarvan we nu al weten dat het nooit meer terugkomt.
Ik voelde me eerlijk gezegd wat gegêneerd toen ik het te kwaad kreeg bij het zien van Federers tranen tijdens zijn dankwoord. Daarom was ik aangenaam getroffen door Missets laatste zin van zijn artikel:
‘Ook voor de tv-kijker was het bijna onmogelijk om geen traan weg te pinken, toen Federer met zijn tranen de grenzeloze liefde voor zijn sport illustreerde.’