Vandaag (6 september 2015) kom ik nog even terug op mijn weekendje Diever. Ik ga daar in de nazomer traditioneel naar een uitvoering van een toneelstuk van Shakespeare. Dit jaar was dit Romeo en Julia, een tragedie over de noodlottige liefde tussen twee geliefden die sterven omdat hun beider families een langslepend conflict hebben.
Door eerder op dit weblog genoemde droeve omstandigheden kwam ik er niet toe het Engelse origineel (Romeo and Juliette) van tevoren tot mij te nemen (iets wat ik, voorafgaand aan de Nederlandse uitvoering, naar goed gebruik elk jaar deed). Ik had het stuk al eens in het Engels gelezen, maar dat was lang geleden: in 1985 was ik ook naar een opvoering van Romeo en Julia in het openluchttheater van Diever geweest.
De recensies waren, zoals eigenlijk ieder jaar, lovend. In die van de Volkskrant, die ook heel positief was, staat overigens een kritische kanttekening die mij uit het hart gegrepen was:
‘Een beetje knullig zijn de vechtpartijen waarmee alle ellende begint, alsof die bijzaak zijn.’
Om in schermtermen te blijven: touché! Want waar in 1985 nog een heus zwaardgevecht een zucht van ontzetting door het publiek deed trekken, zo overtuigend kletterden toen de (echte) zwaarden tegen elkaar, daar ging men elkaar nu met hamertjes en kinderzwaardjes te lijf.
Niet eens ‘een beetje knullig’, maar een meligheid waarmee regisseur Jack Nieborg de plank volledig missloeg; voor het verdere verloop van het verhaal waren deze gevechtsscènes namelijk cruciaal: Romeo’s goede vriend Mercutio sterft, diens tegenstrever Tybaldo legt het loodje en Romeo wordt uit Verona verbannen. Me dunkt dat je zoiets wel een beetje serieuzer mag behandelen en niet moet voorstellen als een lullig potje zwaardvechten op het schoolplein.
Maar goed, over het geheel genomen was de uitvoering zeer de moeite waard en ik moest opnieuw concluderen dat Shakespeare de door Jack Nieborg rigoureus doorgevoerde modernisering goed kon hebben.
Ik heb lang getobd over de vraag of het oeuvre van de Grote Bard uit Stratford wel modernisering verdraagt; moet je de prachtige teksten per se in een nieuw jasje willen steken? Of moet je gewoon ‘met je poten afblijven’ van die onvergankelijke meesterwerken?
Ik schreef daar vorig jaar ook al over. En omdat wat ik toen zo treffend verwoordde ook geldt voor de opvoering van Romeo en Julia laat ik even mezelf van dat stuk over Lang leve de liefde aan het woord:
‘En ik dacht: wat wil je nu? Teruggaan naar de traditionele uitvoeringen met prachtige gewaden en gedragen dialogen die zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven en waar elk jaar minder en elk jaar grijzere mensen naar komen kijken die elkaar toeknikken dat ‘dit toch echt de enige ware manier is om recht te doen aan Shakespeare’s teksten?
Of wil je een levendige, vrij bewerkte uitvoering die volle zalen trekt waar ook jongeren graag komen en waar nog wel degelijk vernuftig vertaalde taaljuweeltjes van de Grote Bard fonkelen in het maanlicht?’
Ook in 2015 kies ik, na enig wikken en wegen, voor de opgefriste, verjongde versie, al moet mij wel van het hart dat door de popularisering en de soms op de loer liggende meligheid (die in de hand werd gewerkt door eigentijdse uitdrukkingen en verwijzing naar actuele gebeurtenissen) de tragische scènes wat ondersneeuwden. Verwacht niet van een publiek, dat een scène lang heeft zitten schuddebuiken om een uitwisseling van leutigheden, dat het ‘emotioneel terugschakelt’ en het gezicht meteen weer in de plooi heeft voor een droevige passage.
Maar goed, al met al was het een zeer onderhoudende avond in Diever en we mogen aannemen dat die knipogende ster daar hoog in de hemel het goedkeurende oog van de grote William zelf was, die tevreden mocht vaststellen dat zijn werk, ook na ruim vier eeuwen, nog altijd het toneelgaand publiek uitstekend wist te vermaken.