André de Kattenredder

Deze kat kijkt nogal benauwd, maar als ik door zo’n vrouw gered zou worden, zou ik toch wat ontspannener kijken.

Eergisteren (26 september 2024) las ik in De Volkskrant, zoals gebruikelijk, de column van Sylvia Witteman. Zij beschrijft daarin hoe ze aan de praat raakt met een brandweerman. De volgende passage voerde mij terug naar een ver verleden:

‘Een kat uit een boom halen hoorde er ook bij’, vervolgde de man. ‘Link hoor. Zo’n beest is doodsbang, en zet zó zijn klauwen in je gezicht.’ Hij wees op zijn verweerde ooglid, waar een rafelig litteken over liep. ‘Nou ja, ’t hoort erbij’, besloot hij. ‘Weet zo’n beest veel?’

Ik was een twintiger en het leven was nog overzichtelijk. Er bestonden nog geen fatbikes, als je een vrouwelijke directeur een ‘directrice’ noemde, werd je niet meteen op je nek gesprongen en niemand had nog gehoord van Gordon, Marco Borsato of Gerard Joling. Wat een heerlijke tijd was dat, vol zalige onwetendheid. In die jaren ging ik eens met vrouw en vrienden naar de Borg Verhildersum, een landgoed bij Leens, in Noord-Groningen.

Tijdens de kuiering door de bosschages om de borg heen sprak een heksachtig vrouwtje mij aan: haar kat was hoog een boom in geklommen en durfde er niet meer uit te komen. En op haar beurt durfde zij niet de lange ladder op te klimmen die, in een steile hoek, tegen de bewuste boom op stond. Of ik het beestje voor haar uit de boom wilde halen.

Achteraf denk ik: waar kwam die ladder vandaan? Had zij hem zelf opgehaald bij de borg? Ze was klein en gebogen en leek me, nu naderhand beschouwd, niet tot zo’n krachtsinspanning in staat.

Had een sterker iemand dan zij (ik zeg met opzet niet: ‘een man’…) de ladder voor haar daarnaartoe gedragen en tegen de boom gezet? En waarom had die persoon de kat niet uit de boom gehaald? Had die dat ook niet gewaagd?

En waar woonde het heksvrouwtje eigenlijk? Toch niet op de borg of in een van de zijgebouwen? Hoe raakte die kat van haar dan hier helemaal verzeild? Allemaal vragen, maar natuurlijk te onbelangrijk om het te betreuren dat ik er nooit antwoord op zal krijgen.

Een van mijn talloze goede eigenschappen is dat ik hulpvaardig ben. Dus gaf ik gehoor aan het verzoek van het heksje en ondernam de korte maar niet helemaal ongevaarlijke tocht naar boven, want, zoals gezegd, de ladder stond in een steile hoek, bijna loodrecht, tegen de boom op. En om de kat zo meteen vast te pakken, kon ik me dus maar met één hand aan de linker zijrail van de ladder vasthouden, tijdens mijn klim naar beneden.

Vanaf zijn kraaiennest keek de zwarte kat met bliksemende blik op mij neer, hevig blazend. Toen ik vlakbij hem was, zag ik zijn ogen verschieten naar een fel, vurig rood. Dat had ik nog nooit van mijn leven in de ogen van een kat gezien (en ik hoop het eerlijk gezegd ook nooit weer te zien).

Ik had geen zin in een open geklauwde pols of zelfs een opengereten polsslagader, als beloning voor mijn dierenliefde en behulpzaamheid. Daarom zei ik tegen het angstige dier toen ik het tot een halve meter genaderd was: ‘Ik wil je redden, maar als je mij krabt, gooi ik je zonder pardon over mijn schouder naar beneden (wel een metertje of tien – AD-), dus je moet het zelf maar weten.’ Ik had mijn dreigement overigens zonder aarzeling uitgevoerd.

Ik ga hier niet zitten beweren dat ik een kattenfluisteraar ben en dat het dier door mijn bijzondere gave rustig werd. En ik zeg evenmin dat ‘de kat mij begreep’ en aanvoelde dat het mij menens was. Feit is wel dat de kleine furie ineens ophield met blazen en mij niet krabde, toen ik mijn rechterhand naar hem uitstrekte en hem onder zijn borst vastpakte. Daarna tilde ik hem voorzichtig van zijn zitplaats op en hield hem iets rechts van mij en van de rechter zijrail van de ladder, enigszins zoals een ober een vol dienblad ter hoogte van zijn rechter schouder houdt. Daarna begon ik voorzichtig aan de afdaling. Tijdens deze hele operatie bleef de kat opvallend rustig. Geen gekrab, geen geblaas, geen gespartel.

Weer op de grond overhandigde ik de boomklimmer aan zijn bazinnetje dat waarschijnlijk dankbaar was, maar dat kan ik mij na al die jaren niet meer herinneren en dat doet er ook niet toe. Ik had mijn goede daad van die dag gedaan en dat zonder kleerscheuren of vurig schrijnende krabben.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *