Couperus hertalen? Alsjeblieft niet, zeg!

Vandaag (21 december 2020) staat er een artikel in De Volkskrant dat wonderwel aansluit bij wat ik gisteren en vandaag aan het doen was: Noodlot herlezen, de tweede roman van mijn favoriete auteur Louis Couperus die hij in 1890 schreef (voor de goede orde: ik lees Couperus’ oeuvre in de originele uitgave). Het was een weerzien na veertig (!) jaar. En het was een bijzonder prettig weerzien.

Al sinds mijn adolescentenjaren ben ik een zeer groot liefhebber van het oeuvre van Couperus. In de boekenkast van mijn ouders, waarin ik regelmatig een gulle greep deed, vond ik diverse bekende werken (in de bekende Amstelserie) van de dandyschrijver uit Den Haag; mijn moeder zaliger was namelijk een groot fan van zijn romans.

In het artikel dat ik hierboven aanhaal gaat het over hertalen van vaak oude werken (hoewel ook de hertaalslag van Finse dagen van Herman Koch wordt genoemd, toch een zeer recente roman).

Voordat we verdergaan: wat is hertalen eigenlijk? Op Wikipedia lezen wij bij het lemma ‘Hertaling‘: ‘Van een hertaling in de literatuur wordt gesproken wanneer een tekst zodanig bewerkt wordt binnen dezelfde taal dat de vorm (stijl) van de nieuwe versie zo sterk afwijkt van die van het origineel dat de oude stijl niet meer te herkennen is.’

Kijk, en daar zit ‘m de crux; als de oorspronkelijke stijl van een groot auteur niet meer te herkennen is, waarom zouden wij dan in Godsnaam die uitgebeende versie nog gaan lezen? Een stijl is immers de schrijver ten voeten uit. De stijl is een boek, zonder die stijl is het dat boek niet (meer).

Ik ben trouwens benieuwd wat de grote Flaubert gevonden zou hebben van de discussie wel/niet hertalen (maar ik kan zijn antwoord bijna wel raden). De auteur van Madame Bovary beulde zich jarenlang af, vaak tot in de kleine uurtjes, om de juiste stijl te vinden.

Niet voor niets schrijft hij aan zijn geliefde, Louise Colet, over het ideaal dat hem voor de geest zweeft: ‘…Ce que je voudrais faire, c’est un livre sur rien, un livre sans attache extérieure, qui se tiendrait de lui-même par la force interne de son style’ (wat ik zou willen maken is een boek over niets, een boek zonder verbinding met de buitenwereld, dat uit zichzelf zou blijven staan, door de innerlijke kracht van zijn stijl).

Flaubert kon over één enkel verkeerd gekozen woord in zijn proza struikelen en wanneer hij zoiets tegenkwam, zat hij net zolang te broeden tot hij het goede woord gevonden had.

En iemand die zó maniakaal aan zijn stijl aan het schaven was zou je doodleuk zijn literaire alles afnemen door die stijl grotendeels los te laten en je eigen, sterk vereenvoudigde versie daarvan maken, een flauwe afspiegeling van het originele werk, een slap aftreksel van het oorspronkelijke sterke, bedwelmende brouwsel? Kom op, zeg.

In het al genoemde Volkskrant-artikel staat: ‘Doedel schrapt in haar hertaling vooral randzaken, zoals beeldspraak en metaforen.’ Hè, wat? beeldspraak en metaforen, randzaken? Oef. Als je zó met je hertaling (jonge) mensen wilt winnen voor het oeuvre van een oude(re) auteur, dan heb je weinig begrepen van wat een schrijver beweegt, wat letterkunde inhoudt.

Ik ben het dan ook hartgrondig eens met Sylvia Wittteman die in een van haar zaterdagcolumns over literatuur lezen waarin het gaat over het fenomeen hertalen haar jeugdliefde voor het aparte proza van Louis Couperus beschrijft:

‘Ooit was ik zo’n jonge lezer, een jaar of 15, toen ik Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan in handen kreeg. Alles aan dat boek was mij vreemd. Het taalgebruik, de familieverhoudingen, de Indische achtergronden, de zeden en gebruiken van het fin de siècle; maar ik werd betoverd door het proza, júist die lange zinnen, gallicismen, neologismen, puntjes en uitroeptekens.’

Ja, Sylvia, ben ik geneigd te roepen, dat had ik nou ook! Dan gaat ze verder over een hertaling die Michelle van Dijk van de beroemde roman van Couperus Van oude dingen, de dingen die voorbijgaan heeft gemaakt.

Witteman is ook geen fan van hertalen. Ze legt de oorspronkelijke tekst van de prachtige roman Van oude dingen, de dingen die voorbijgaan naast de hertaalde versie en het zal jullie niet verbazen dat haar oordeel over die versimpelde versie in die vergelijking negatief uitvalt:

‘Met de dood in het hart begon ik de hertaling te lezen van Van oude mensen. Op de eerste bladzijde ging het al mis. In het origineel zegt Lot, de zoon, tegen zijn moeder: ‘Steyn is toch je man… Je moest niet altijd zoo met hem kibbelen, en zulke dingen zeggen, of denken. Je bent weêr net een kleine furie geweest. Dat geeft rimpels, zoo boos te zijn.’ Van Dijk ‘hertaalt’ dit fragment als volgt: ‘Steyn is je man, jullie moeten niet steeds ruzie zoeken en onaardige dingen zeggen of denken. Je ging net als een wraakgodin tekeer! Daar krijg je alleen maar rimpels van, van zo boos zijn.’

Lelijk hè? Trouwens, zijn ‘furie’ en ‘kibbelen’ moeilijker woorden dan ‘wraakgodin’ en ‘ruzie’? En waarom heeft Van Dijk, die uitroeptekens toch ‘te bloemrijk’ vindt, er zélf een toegevoegd, op een plek waar dat volstrekt niet logisch is?’

Verderop in haar column schrijft Sylvia Witteman (en ik citeer daar in extenso uit, want wederom ben ik het roerend met haar eens:)

‘Het was alsof de Sixtijnse kapel was beschilderd door Dick Bruna, ­Erbarme dich gezongen door ­Sieneke, James Bond gespeeld door Gerard Joling.

Nee, met deze ‘hertaling’ valt niemand te winnen voor Couperus. Alle curieuze charme van diens proza is eruit verdwenen. Met de uitholling van Couperus, hoe goed bedoeld ook, neemt Van Dijk bovendien een groot ­risico. Het is immers volstrekt niet denkbeeldig dat de lezers ontgoocheld zullen denken: ‘Is dít nu een beroemde schrijver? Laat verder maar zitten dan.’ 

Rémon van Gemeren, docent Nederlands en auteur van de biografie ‘Couperus, een leven’ zegt iets vergelijkbaars in een artikel in Trouw waar ik ook volledig achter kan staan: “De hertaling maakt de stijl, de eigenheid en de sfeer van de roman volledig kapot. Ik vind het ronduit afschuwelijk. Ik heb liever dat een klein publiek het echte werk leest, dan dat een grotere groep iets leest wat eigenlijk geen Couperus meer is.”

Laat ik afsluiten met een van mijn favoriete passages uit Couperus’ oeuvre, de opening van De stille kracht:

‘De volle maan, tragisch dien avond, was reeds vroeg, nog in den laatsten dagschemer opgerezen als een immense, bloedroze bol, vlamde als een zonsondergang laag achter de tamarindeboomen der Lange Laan en steeg, langzaam zich louterende van hare tragische tint, in een vagen hemel op. Een doodsche stilte spande alom als een sluier van zwijgen, of, na de lange middagsiësta, de avondrust zonder overgang van leven begon.’

Heerlijk. Als je dat te moeilijk vindt, is dat helemaal niet erg, maar dan ga je toch lekker wat anders lezen? Laat het oeuvre van Couperus gewoon links liggen en zoek wat minder bloemrijks. Maar laat de unieke, briljante stijl van Couperus alsjeblieft ongemoeid.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *