Vandaag (12 juli 2023) komt mij ter ore, eerst via Le Figaro en dan via nu.nl dat Milan Kundera is overleden. ‘Hè, wie?’ zullen met name kijkertjes vragen die later hebben ingeschakeld, maar ook de oudere generatie (waartoe ik ook behoor) zal zich even achter de oren krabben: Kundera, Kundera? Waar moet ik die van kennen dan?
Die reacties zijn niet zo gek, want na het grote succes in het Westen van De ondraaglijke lichtheid van het bestaan midden jaren tachtig van de vorige eeuw werd er van de van oorsprong Tsjechische schrijver in de Lage Landen weinig meer vernomen. Zo vreemd is dat ook niet, want in een artikel van HLN (Het Laatste Nieuws) lezen we: ‘Al vele jaren woonde Kundera discreet in het centrum van Parijs (Kundera emigreerde in 1975 naar Frankrijk, om er de rest van zijn leven te blijven – AD -). Hij gaf amper interviews en wilde dat zijn werk voor zich sprak.’
Mijn vrouw en ik kregen Kundera’s bestseller na ons afstuderen van twee studiegenoten c.q. vriendinnen die voorin het boek een aardige opdracht hadden geschreven: ‘Dat na jullie beider afstuderen ’t bestaan niet al te lichtvoetig maar wel draaglijk moge zijn.’ (Of dat zo is gebleken tot nu toe? Ach, jawel, en anders kan ik altijd nog de slotregel van ‘De gelatene‘ van J.C. Bloem als levensmotto nemen: ”t had zoveel erger kunnen zijn.’
Ik heb indertijd De ondraaglijke lichtheid… heel geboeid gelezen; zo vond ik de hoofdstukken 3 en 5 van het derde deel (Onbegrepen woorden) erg interessant en origineel. Daarin wordt het verschil in inhoud van diverse begrippen voor Frantz en Sabina beschreven. ‘Trouw en verraad’, ‘Licht en duisternis’, wat betekenen die begrippen voor ieder van hen, welke associaties hebben ze erbij? Het blijkt dat hun opvattingen over deze en andere begrippen nogal uiteenlopen.
Bij Frantz en zijn minnares Sabina lopen met name over muziek de opvattingen heel erg uiteen: voor Frantz is muziek een middel om in vervoering te raken, ‘een deur waardoor zijn ziel de wereld binnentreedt om zich te verbroederen.’
Sabina daarentegen associeert muziek met de vreselijke vakanties in gezelschap van haar kameraadjes van de jeugdbrigades. Tijdens die vakanties klonk onophoudelijk opgeklopt vrolijke propagandamuziek waaraan niet te ontsnappen viel: ‘Muziek schreeuwde uit de luidsprekers van ’s morgens vijf tot ’s avonds negen. Ze wilde huilen, maar de muziek was vrolijk en je kon er nergens voor schuilen, op de w.c. noch onder een deken in bed, de luidsprekers waren overal. De muziek was net een troep jachthonden die op haar was losgelaten.’
Kundera zegt eigenlijk dat je voor je een relatie met elkaar aangaat elkaars vocabulaire op elkaar moet afstemmen, om misverstanden te voorkomen.
Een prachtige uiteenzetting die in het zesde deel (De Grote Mars) van het boek staat gaat over kitsch. Kundera definieert kitsch als een gevoel dat zich niet door het verstand laat tegenspreken; het is in feite een dictatoriaal fenomeen en is een vergroofd gevoel dat wordt gedeeld door de massa. Het is in feite de tegenstelling van Kloos’ allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. Of, zoals Kundera het zegt: ‘In het rijk van de kitsch heerste de dictatuur van het hart.’
Na al die jaren had ik dat exposé, net als dat over het uiteenlopen van opvattingen over begrippen, na al die jaren nog onthouden. Als ik een voorbeeld van kitsch in mijn eigen leven tegenkom, moet ik altijd aan die prachtige uiteenzetting van Kundera denken.
Er staat mij ook bij dat Tereza op een gegeven moment een levend in de bevroren grond begraven kraai vindt en daar dan medelijden mee krijgt. Ik kan die scène zo gauw niet terugvinden en eigenlijk hoop ik maar dat ik mij vergis. Op sommige ogenblikken maakt dit soort wreedheden in het echte leven het bestaan voor mij namelijk schier ondraaglijk zwaar.
Ik heb De ondraaglijke lichtheid sinds mijn eerste lezing in 1988 nooit meer herlezen. Ik denk dat ik niet nog eens 35 jaar ga wachten om dat te doen.