In De Volkskrant van donderdag 6 april 2023 stond op de Taalpagina in de rubriek Volkstaal de column ‘Vreedzaam maar toch nog onverwacht maken nabestaanden soms een taalfoutje’ van Rogier Goetze. Het gaat daar over de speciale taal die gebruikt wordt in overlijdensadvertenties – en wat daarin fout kan gaan. En dat is heel wat: foutieve beknopte bijzinnen, ontspoorde constructies, plechtig bedoelde zinsneden die onbedoeld een komische of tegengestelde betekenis krijgen.
Neem nou: ‘Tot ons groot verdriet overleed zacht en kalm…’ Oftewel: we hadden hem een erge doodsstrijd toegewenst. Een pijnlijk voorbeeld van verkeerd aan elkaar geknoopte zinsdelen.
‘De familieberichten gaan tegenwoordig (sinds ongeveer begin deze eeuw) niet meer langs een corrector, het is aan de nabestaanden zelf om er een mooi geheel van te maken’, schrijft Goetze. Om te vervolgen met: ‘Toch zou een rondje eindredactie soms geen kwaad kunnen…’ Nou, dat ben ik roerend met hem eens.
Ik heb in mijn leven al heel wat taalbizarriteiten c.q. pijnlijke fouten in overlijdensadvertenties voorbij zien komen die een goede corrector eruit had gehaald. Soms waren dat pijnlijke drukfouten, als ‘Zacht en klam overleed…’, waarbij onbedoeld de dode inclusief zijn reeuw werd gevisualiseerd. Of: ‘Met oprechte meedelving…’, waarbij er – wederom onbedoeld – een beeld werd opgeroepen van driftig aan het graf meegravende nabestaanden.
Maar naast deze tamelijk gênante drukfouten kwam ik ook laatste groeten aan levenspartners tegen die dan wel geen drukfouten of grammaticale onjuistheden bevatten, maar die toch de plank behoorlijk missloegen door dubbelzinnigheden of een verkeerde toonzetting. Wat dachten jullie van:
‘Lieve Sietse,
Je zult nu nooit meer kunnen fietsen.’
Je vrouw
Nu ben ik natuurlijk een voorgoed verdorven geest, maar als je de andere betekenis van ‘fietsen‘ kent, dan kun je deze advertentie nooit meer serieus nemen.
Een andere slotregel die wel érg nuchter uitluidt: ‘Nou, dat was het dan. Je man.’ Klinkt toch als ‘hè, hè, daar zijn we eindelijk vanaf. Blij toe.’
Of – bij de vroegtijdige dood van een jongeman die door de bliksem is getroffen: ‘De bliksem was sterker dan mijn liefde’. Tsja. Heel inventief, maar het klinkt toch als ‘hè, jammer, de bliksem was nét iets krachtiger dan ik, anders had ik je gepakt.’
Het mafste dat ik op dit gebied heb meegemaakt was wel een advertentie in De Volkskrant van 11 januari 2011. Ik zal degene om wie het ging aanduiden met een initiaal, omwille van de privacy:
‘Op vrijdag 7 januari, vijf over zes in de avond, haalde moeder S. nog eens diep adem, zei zoiets als ‘uh’ en vertrok. Voorgoed. Een mooi mens! Ze werd onlangs 89 jaar.’
Kinderen en (achter)kleinkinderen.
Van een andere orde, maar wel in dezelfde lijn, omdat het gaat om bepaalde uitspraken die een komische lading geven aan een situatie waarin je geacht wordt ernstig te blijven, omdat het over de dood gaat, waren twee gevatheden van mij die leidden tot wat verstoorde reacties van degenen die uit hoofde van hun functie betrokken waren bij een sterfgeval.
De ene keer betrad ik met mijn moeder de ingang van een crematorium waar naast de entree een bordje hing met de tekst ‘Zijn uw lichten gedoofd?’ om binnenkomende automobilisten te attenderen op eventueel nog brandende koplampen van hun auto.
Ik zei toen tegen mijn moeder: ‘Ik weet van één iemand zeker dat zijn licht gedoofd is.’ Zij schoot toen in de lach, wat een verstoorde reactie opriep bij het personeel van het crematorium.
Bij de andere keer was ik een traject aan het lopen van het Domela Nieuwenhuis-pad. Het was zondag, moet ik erbij vertellen. Op een gegeven moment liepen we achter een zorginstelling langs. Net op dat ogenblik werd er vanuit de achteruitgang een lijkkist in een lijkwagen geschoven.
Ik zei toen tegen de vriend met wie ik aan het wandelen was: ‘Die neemt de zondagsrust wel héél letterlijk.’ Waarop mijn vriend in de lach schoot, iets wat hem op verstoorde blikken van de inladers kwam te staan. Maar het was natuurlijk wel een opmerking om je dood te lachen.