Dit prachtige vogeltje heet in het Nederlands de roodmaskertimalia.
Vandaag (20 juni 2016) – één dag voor de zomer officieel begint – kan ik natuurlijk eens echt op z’n Hollands losgaan over het vreselijke weer (‘er is twaalf tot vijftien uur regen voorspeld!’, dat belooft wat voor de zomer’, etc), maar daar zit niemand op te wachten.
Nee, dan heb ik het liever over het feit dat er in Nepal voor het eerst in 178 jaar een uitgestorven gewaand vogeltje is opgedoken, de Liocichla phoenicea, oftewel de roodmaskertimalia (nooit geweten trouwens dat deze vogel bestond).
Toegegeven, dit is geen brekend nieuws voor niet-vogelliefhebbers, maar verheugend voor alle mensen die onze gevederde vrienden een warm hart toedragen. En het deed me denken aan mijn eigen ornithologische ervaringen in de Himalaya-monarchie.
Tijdens een van de eerste dagen van een tweeweekse trek vlogen enkele rotskruipers voor mij langs; de eerste en tot nu toe enige keer dat ik deze prachtige bergvogels te zien zou krijgen.
Verder zag ik enkele parkietachtige vogels die ik op dat moment niet kon determineren, omdat ik geen goede vogelgids van het land had. Ik was daarom op zoek naar een bird guide specifiek voor Nepalese vogels. Die vond ik tegen het einde van mijn vakantie in de stad Pokhara.
Het was in een klein boekwinkeltje, waar er maar één medewerker aanwezig was en die zat achter de toonbank in een boek te lezen, met de rug naar mij toe.
Op een gegeven moment stuitte ik in een van de schappen op de gebonden vogelgids Birds of Nepal, zo’n beetje de bijbel voor vogelaars in Nepal. Ik keek op het schutblad om de prijs te zoeken: $ 285,- Wat?? was mijn reactie, dat kan niet kloppen, tweehondervijfentachtig dollar?
Ik ging naar de vrouw achter de kassa en vroeg of de prijs voorin het boek wel klopte. Ja, ze bevestigde de prijs die ik zojuist gelezen had.
Ik liep terug naar het rek waaruit ik het boek even daarvoor gepakt had. Ik keek achterom naar de toonbank, waar de vrouw zich opnieuw aan de lezing van haar boek had gezet. Ze zat weer met de rug naar mij toe.
Ik keek om me heen. Zij en ik waren de enige aanwezigen in het winkeltje. En we schrijven 1994 in Nepal, dat wil zeggen: er was geen camerabewaking en de boeken waren niet voorzien van een beveiligingschip die af zou gaan bij het passeren van een detectiepoortje.
Even flakkerde er een vals lichtje op in mijn ogen, een dwaallichtje zeg maar: als ik het boek in mijn rugzak zou laten glijden, zou – om in ornithologische sfeer te blijven – er geen haan naar kraaien. En wie had er nou belang bij een vogelgids? Ik wist het boek tenminste op waarde te schatten. En $ 285,- was heel veel geld…
Maar nee, de gedachte verdween even snel als ze was opgekomen; ik zou die vrouw ernstig duperen en als ik de vogelgids dan zo graag wilde hebben, moest ik maar wat meer traveler cheques aanspreken.
Ik heb het winkeltje verlaten zonder het boek en nu, na al die jaren, ben ik nog steeds blij dat ik het boek niet gestolen heb; ik zou met mijn bezwaarde geweten waarschijnlijk ‘klapekster’ gelezen hebben als ‘gapekster’, ‘steltkluut’ als ‘steeltkluut’ en ‘kiekendief’ als ‘boekendief’. Vogels determineren aan de hand van een boek dat je achterover hebt gedrukt… nee, dat voelt niet goed.