Vogelen kun je een leven lang doen

Een greep uit de vogelgidsen die ik in de loop der jaren verzameld – en gebruikt – heb.

Vandaag (27 mei 2022) kreeg ik van een buurman/vriend als verlaat verjaardagscadeau het boek Een vliegende start van Jesse Zwart, dat als ondertitel heeft: ‘Beginnen met vogelen – Op pad met een ervaren vogelaar’.

Ik was eergisteren jarig (ik bereikte toen de gezegende leeftijd van 59. Doch dit terzijde.) en mijn buurman wist al een tijdje dat ik een fervente amateur-vogelaar ben. Vandaar dat hij mij dit boek schonk.

Ik ben weliswaar geen beginner, maar ook voor een enigszins gevorderde ornitholoog valt er uit het boek van Zwart nog genoeg te leren; zelf is de auteur namelijk een ervaren vogelaar.

Nadat ik het boek in ontvangst had genomen, begon ik er meteen in te lezen. En het pakte me meteen. Wat Een vliegende start zo interessant maakt, is dat Zwart persoonlijke herinneringen vervlecht in zijn hoofdstukken over de voorbereidingen, de benodigde uitrusting, enz. die van belang zijn voor de beginnende vogelaar.

Hij vertelt over ‘hoe het gekomen is’, hoe zijn hartstocht voor het vogelen ontstaan is: ‘We [naast de auteur zijn vader en zijn opa – AD -) maken, zoals we zo vaak doen met z’n drieën, een rondje door de Amsterdamse Waterleidingduinen en ik vraag ze de oren van hun kop. Ik ben een jaar of vijf en mijn passie voor vogels is niet meer te stoppen. ‘

Bij mij begon die levenslange liefde iets later, ik schat zo rond mijn achtste of negende levensjaar. Ik was met mijn ouders en broer en zusje op Texel. Op een morgen – voor mijn gevoel heel vroeg, ‘bij het krieken van de dag’, maar dat zal vertekening van het geheugen zijn – nam mijn vader mijn broer en mij mee op een tochtje per auto langs vogelrijke gebieden op het eiland.

Van de poelen, vennen en andere watertjes waar we langsreden en halthielden sloeg de damp af (en vandaar dat we in mijn herinnering heel vroeg in de ochtend op pad gingen). Ik zal tijdens die rit ongetwijfeld meer soorten hebben gezien, maar de twee die mij zijn bijgebleven zijn de kluut en de eidereend. Later die dag (en ook in de dagen daarna) zijn we ook in De Slufter geweest en ook daar zag ik de eidereend.

Ik wil niet zeggen dat daar en toen mijn grote liefde voor vogels is ontstaan, maar het is wel een moment dat ik mij heel goed herinner. En, net als Jesse Zwart, weet ik bij veel vogelsoorten nog precies wanneer en waar ik ze voor het eerst zag: de waterspreeuw in 1978 in de Franse Pyreneeën, de roodsnavelkeerkringvogel en de lavameeuw in 1992 op de Galápagos, de grijze wouw in 1999 in Marokko, de giervalk in 2001 op IJsland, de sporenkievit in 2002 in Zuid-West-Turkije en de lammergier in 2014 in de Spaanse Pyreneeën, om er maar een paar te noemen. Ik hoop de komende jaren nog een aantal aan dit rijtje toe te kunnen voegen.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *