Het gebeurde alweer bijna vijftien jaar geleden, maar op deze zomerse dag (13 juni 2023) moest ik er ineens weer aan terugdenken vanwege dit bericht in Le Parisien (een Franse krant die anders nooit mijn bron is): een vader – restauranthouder – in Pau, een stad in de Franse Pyreneeën, looft een jaar lang burgers uit aan degene die het knuffeltje (‘le doudou’) van zijn vierjarige dochter terugvindt.
Het deed me meteen terugdenken aan het verlies, ook in Pau, van Flappie, de knuffel die mijn zoon de eerste drieënhalf jaar van zijn leven dag en nacht vergezelde.
Ook wij hadden ons nooit voor kunnen stellen dat Flappie op een dag voorgoed verdwenen zou zijn, omdat onze zoon hem uit zijn handen zou laten glippen.
Goed, in die paar jaar zijn we de lievelingsknuffel van onze zoon wel meerdere keren kwijtgeraakt, maar dat was steeds slechts voor korte tijd, want gelukkig vonden we hem dan elke keer vrij snel weer terug. Mijn vrouw en ik waren er altijd op verdacht dat onze kleuterzoon zijn stoffen vriendje kon laten vallen en als dat onverhoopt gebeurde, dan raapten we Flappie altijd tijdig weer van het wegdek of de stoep op.
Tot die derde augustus 2007. We liepen in Pau en onze zoon hield, gezeten in zijn wandelwagen, Flappie in zijn rechter knuistje, zoals hij dat vaker deed.
Daar in Pau glipte de knuffel op raadselachtige wijze uit onze zoons handen. En Flappies verdwijning ontsnapte aan ons beider aandacht. De woorden waarmee vader Richard Minguet in het krantebericht de verdwijning becommentarieerde hadden daarom door mijn vrouw en mij gezegd kunnen zijn (met dien verschille dat het bij ons gaat om een zoon):
« Nous avons tellement l’habitude de voir notre fille avec lui que jamais nous n’aurions imaginé qu’il puisse tomber quelque part, et encore moins sans que nous nous en apercevions. » (‘Wij hebben zo de gewoonte om onze dochter met hem te zien dat wij nooit hadden gedacht dat hij ergens zou kunnen vallen – en dan nog minder dat wij het niet zouden merken.’)
Op een gegeven moment realiseerden mijn vrouw en ik ons dat Flappie weg was. In allerijl liepen we het traject dat we zojuist hadden afgelegd in omgekeerde volgorde weer af. Maar hoewel er maar enkele minuten verstreken waren tussen het lopen langs de Place de la République en het vaststellen van de verdwijning, was – en bleef – Flappie spoorloos. Ten prooi gevallen aan de rolbezem van een veegauto? Als speeltje in de bek genomen door een hond? Opgepakt en meegenomen door een kleuter? Wij hoopten maar op het laatste.
We deden nog navraag bij een paar cafés en Tabacs op de route, maar nergens kon men ons verder helpen. Na een uur, misschien anderhalf gaven mijn vrouw en ik onze zoektocht op.
Het klinkt overdreven, maar mijn vrouw en ik reden die middag tamelijk verslagen terug naar de camping. Onze zoon leek nergens mee te zitten. Die nacht hoorde ik hem één maal in zijn slaap hard lachen. Ik had dat nooit eerder gehoord en ik zou het daarna ook nooit weer horen. Het had voor mij iets aandoenlijks: alsof hij in zijn slaap dacht aan iets leuks dat hij met Flappie in verband bracht.
De volgende morgen vertelden we onze zoon het nieuws. Ogenschijnlijk zonder emotie nam hij het op. In een plaatselijke hypermarché hebben we nog een doudou gekocht die wel wat op zijn geliefde knuffeltje leek – en we doopten het daarom ‘Flappie 2’- maar erg populair is die opvolger nooit geworden.
Ik weet wel, je kunt het sentimenteel vinden om te treuren om een verdwenen knuffel, maar het is een beetje zoals Aleid Truijens schreef in haar column ‘Knuffel kwijt: hartverscheurend’:
‘Het blijft het beste om de hele vakantie lang de knuffel net zo goed in de gaten te houden als het kind. Want een vakantie die bedoeld was als een onvergetelijke experience, zal voor altijd herinnerd worden als de vreselijke zomer waarin ik mijn liefste Flappie verloor in de Alpen.’
Met dien verschille dus dat onze Flappie niet verdween in de Alpen, maar in de Pyreneeën. Treuren om een verloren knuffel, hele volksstammen zullen brullen van het lachen om zoveel sentimentaliteit, maar ik heb dat echt gedaan.