Nog even over donderdag (6 juli 2017). Ik was toen bij de presentatie van het wandelboekje Het spoor volgen.
In dit gidsje staan tien wandelingen van elk 11 kilometer die als verbindende factor hebben dat ze plaatsen aandoen waar joden hebben gewoond (in Leek en omstreken), die in de Tweede Wereldoorlog zijn weggevoerd en die de oorlog voor het merendeel niet hebben overleefd. De tendoophouding vond plaats in museum Nienoord.
Voor mij was dit een sentimental journey: ik ben in Leek geboren en heb er gewoond vanaf mijn geboorte tot mijn zevende. Zoals bekend zijn dat de beslissende jaren in iemands leven.
Toen ik de tuinen rondom Borg Nienoord betrad, kon het dan ook niet anders of ik moest denken aan mijn vroegste jeugd waarin ik aan de hand van mijn ouders liep langs de zwaarzoet geurende bloemenperken waaromheen bijen en hommels vredig zoemden.
De beuken die het mooie laantje tussen Nienoord en Midwolde flankeerden waren nog niet omgelegd en ook mijn ouders stonden nog recht overeind.
Jaren geleden schreef ik het gedicht Nienoord:
Nienoord
Ik wil geloven
dat de eiken
op mij gewacht hebben.
Ik kijk wederom
door het open kathedralendak
een zondagmiddagwandeling in.
In de volière
exotische vogels
een gaasdikte
van hun vrijheid af.
Het meisje dat door legende
in de grot hier
was opgesloten
had de muren aangekleed
met haar parelmoer
rocaille-leed.
Ze is voorgoed gevlogen
omdat haar tijd
erop zat.
In het koetshuis
zette ik
met een prinses
zonder gevolg
een uitbraak
in scène
in een karos
met paarden
door de nacht gedekt
naar een bestemming
die zich raden liet.
De modelspoorlijn
bracht mij binnen
een pygmeeënbos.
Bij de kinderboerderij
de welkomstpapegaai
door zijn slavenenkelband
gehouden aan
zijn toonloze triangel
de tropen
uit zijn veren gelopen
weggezet
als plumeau.
De geitjes gelukkig
even onnozel gebleven.
Uit het zwembad
blijft mij iets roepen
onverstaanbaar
onsamenhangend
over de groene hagen heen
het diepe in
het warme diepe in.
© André Degen