
Gisteren (8 november 2025) kwam ik dit bericht tegen: ‘Het Japanse spoor is een symbool van nationale trots, geprivatiseerd, winstgevend én met goedkope tickets. Hoe kan dat?’ En natuurlijk moest ik bij dat artikel onmiddellijk denken aan mijn eigen ervaringen met JR, Japanese Railways in de zomer van 2003.
De reis naar Japan was de afsluiting van onze backpacktijd, maar helemaal zoals we dat met ons tweeën hadden gedaan in bijvoorbeeld Indonesië, Nepal, Vietnam, China en India, was het niet meer: mijn vrouw was in de zomer van 2003 net een goede maand zwanger en hoewel ze geen heftige bijverschijnselen als misselijkheid had, merkte ze onmiddellijk dat er iets in haar groeide wat haar energie opslokte, want het lukte haar niet bij het wandelen of andere lichamelijke activiteit te versnellen, een extra stapje te doen.
Ons onzichtbare maar o zo aanwezige reisgenootje zou het reistempo bepalen; alles wat we deden ging in een lagere versnelling dan bij andere backpackvakanties. Maar ik had er vrede mee; het respecteren van dat lagere tempo was immers ‘voor de goede zaak’. We moesten vanaf nu met alles wat we deden rekening houden met ons kind dat we ongevraagd op een levenslange reis hadden gestuurd.
Tijdens de kleine maand dat we door Japan reisden (nou ja, alleen door Honshū, het grootste eiland van Japan), maakten we veel gebruik van de shinkansen, de Japanse hogesnelheidstrein.
In het NRC-artikel vertelt Niels Erdkamp, beleidsmedewerker servicekwaliteit bij Japan Railways East over deze Japanse TGV: ‘Ze [Japanse machinisten] moeten tot op vijf centimeter nauwkeurig de trein tot stilstand leren brengen’.
‘Japanse treinen staan internationaal bekend om hun haast mythische stiptheid’, zo valt in het artikel te lezen. ‘Felgekleurde markeringen met pijlen, cijfers en symbolen in Japans en Engels geven exact aan waar elke wagon stopt.’
Mijn vrouw en ik hebben dat met eigen ogen kunnen vaststellen. Toen wij op de binnenkomst van de trein van Tokio naar Kawaguchiko wachtten, stopte Rijtuig 11 waar wij gereserveerde plaatsen hadden pal voor onze neus. We hoefden werkelijk geen stap naar links of naar rechts te doen om in te stappen. Werkelijk verbazingwekkend. (Met strepen op het perron was trouwens aangegeven hoe wij precies moesten staan).
Ook binnenin de shinkansen ging het er gedisciplineerd aan toe: bij binnenkomst en bij vertrek maakte de conducteur bij de deur van de coupé een lichte buiging naar de reizigers. Het controleren van de plaatsbewijzen ging bijzonder rustig, zonder enige strubbeling. Geen reiziger die moeilijk deed, niemand die zwartreed.
Toen ik dat zo aanschouwde, moest ik denken aan hoe het in mijn vaderland soms toeging in een trein. Daar werden (ook toen al, ruim twintig jaar geleden) conducteurs regelmatig beledigd, bedreigd of daadwerkelijk aangevallen. Zwartrijders werden vaak ongemoeid gelaten, om erger te voorkomen.
Vandalen in Nederlandse treinen bekladden of vernielden stoelen en veel reizigers lieten hun rommel op de coupévloer slingeren. En wc’s in een Nederlandse trein zijn al sinds jaar en dag berucht. Zo bekeken is reizen met de Nederlandse Spoorwegen een in veel gevallen voor zo’n beschaafd land als Nederland beschamende vertoning.
We moeten trouwens ook weer niet teveel romantiseren, heb ik in mijn leven wel geleerd en dat blijkt ook op te gaan voor de Japanse treinen en hun reizigers, leren we van Niels Erdkamp.
„Het idee dat Japanners van nature ordelijk zijn, klopt niet helemaal”, betoogt Erdkamp. Hij laat foto’s zien uit de jaren zestig: perrons bezaaid met afval en duwende reizigers. Een wereld van verschil met de orde van vandaag. „Dit is aangeleerd gedrag, jarenlang consequent gestuurd door symbolen, omroepen en regels”, vervolgt hij. „Daarbij oefenen onze machinisten eindeloos om hun trein op de goede plek te stoppen. Alleen dan kan een sticker aangeven waar de deur uitkomt.”
Al met al was het reizen in een shinkansen een geweldige maar wel vrij steriele ervaring. Er heerste binnenin de coupé een absolute stilte; er werd niet gegeten of gedronken, er werd niet gepraat of gelachen. En in Japan ging ik daarom terugverlangen naar de soms 24 uur (of langer) durende treinreizen in Indonesië en China, waar we interessante ontmoetingen en ervaringen met kleurrijke figuren hadden gehad.
‘Accidents never happen in a perfect world‘, zong Blondie in 1979 en dat gevoel bekroop mij in de shinkansen: uiteraard hoopte ik niet op een ongeluk, maar alles rond en in die Japanse hogesnelheidstrein verliep wel érg gladjes. Het reizen is op zo’n manier wel gemakkelijk, maar de echte backpacker gaat op een gegeven moment verlangen naar iets meer ongemak, een rafelrand aan zijn landkaart, een bump in zijn road.