Clarissa Bowers, die wel ‘de mooiste verpleegster ter wereld‘ wordt genoemd. Daar kunnen we ons iets bij voorstellen. Zij was er helaas niet bij op de Open Dag in het UMCG.
Gisteren (10 juni 2023) was er Open Dag van het UMCG in Groningen. ‘Tijdens de open dag heb je eenmalig de kans om op plekken te komen waar je anders niet komt,’ aldus de aankondiging. Aangezien ik om de hoek van het UMCG woon, ging ik gisteren een kijkje nemen.
Volgens een plaatselijke nieuwszender hebben meer dan 15.000 mensen de open dag bezocht. Persvoorlichter / woordvoerder Lex Kloosterman van het UMCG sprak dan ook van ‘een succesvolle dag’. Om te vervolgen met: ‘En als je het verder hebt over highlights: veel mensen waren ook nieuwsgierig naar het protonencentrum.’
Dat was ook het onderdeel dat de meeste indruk op mij maakte – en dan in het bijzonder de ruimte waar het protonenbestralingsapparaat stond (gek genoeg kan ik nergens de officiële term voor dat high-tech apparaat vinden, vandaar mijn eigen taalbrouwsel).
De aanloop daarnaartoe was al een bevreemdende ervaring: vanuit het mij welbekende UMCG liep ik binnendoor naar het Protonencentrum, ergens aan het uiteinde van het UMCG-terrein. Ik woon toch al meer dan 35 jaar in Groningen, maar het Protonencentrum naderend voelde ik mij even totaal gedesoriënteerd. Ik had daar geen aanknopingspunten, herkende geen van de talloze bekende punten van Groningen.
Dit gevoel werd nog sterker toen ik, braaf de groene pijlenroute volgend, door de smalle gangetjes liep naar het einddoel van deze route: het bestralingsapparaat voor protonentherapie, een innovatieve vorm van tumorenbehandeling waarbij het omliggende weefsel beter gespaard blijft dan bij traditionele bestraling.
Toen ik de ruimte betrad, was het of ik een bizarre combinatie binnenkwam van een grot en een ruimtevaartcentrum. Je was in Groningen en tegelijk niet. Dit had ook in Houston of weet ik waar kunnen zijn. Ik geef toe dat ik tamelijk geïntimideerd was door de sfeer die in deze ruimte hing.
Dat lag zeker niet aan de jonge assistentes die aan weerszijden van het gigantische bestralingsapparaat stonden om uitleg te geven. Zij waren vriendelijk en begrepen mijn gevoel. Desgevraagd bevestigden ze dat je als patiënt helemaal alleen in deze ruimte moest blijven voor je behandeling.
Wat een hel moet dat zijn: je voelt je sowieso niet goed, omdat je een ernstige vorm van kanker hebt (borstkanker, hoofd-halskanker, hersentumoren, longkanker, tumoren in het zenuwstelsel, slokdarmkanker, tumoren in de schedelbasis), daardoor ben je somber en zenuwachtig en dan sta je als nietig mensje ook nog eens moederziel alleen oog in oog met zo’n imposant apparaat waaraan je je zo moet overgeven.
En het vloog me ineens wurgend naar de strot: hoe bleef ik in godsnaam gezond, hoe bleef ik uit de invloedssfeer van dit enorme apparaat? Bij mijn voorouders kwamen helaas meerdere types kanker voor en in sombere buien denk ik weleens dat het niet een kwestie is van ‘krijg ik ook kanker?’, maar alleen wanneer en welke vorm.
Ik wist daarom niet hoe snel ik door de smalle kronkelgangen weer naar buiten moest vluchten, de zonneschijn in. Ik beende terug naar het hoofdgebouw waar een – voor één keer – geruststellende drukte heerste en waar kinderen het gebroken pootje van hun knuffels lieten verbinden of spalken.
Aardige medewerksters deelden waterijsjes uit aan iedereen die daar behoefte aan had. Bij allerlei standjes kon je vragen stellen, je kon door een microscoop naar een nier kijken, mensen stonden in de rij voor een rondleiding naar het helikopterdek van de traumaheli. Het was de bekende drukte die hoorde bij zo’n open dag. Hoe kneuterig en burgerlijk ook, dit was het leven. En ik was dolblij daar deel van uit te maken.