Vandaag (2 november 2014) is het Allerzielen, maar hoewel ik zeker wel een dode te gedenken heb, wilde ik het daar niet over hebben. Deze dag is ook the day after. Gisteren vond namelijk Het Grote Gebeuren plaats, een literair festival dat zich twee jaar geleden nog afficheerde als ‘prozafestival’. De organisatie had dat concept blijkbaar nu alweer losgelaten, want ik hoorde Maud Vanhauwaert en Ilja Leonard Pfeifer toch echt luid en duidelijk zeggen dat ze poëzie gingen voordragen. En dat deden ze ook.
Ik maakte me op om naar de Wolters Noordhoff-zaal te gaan, waar Adriaan van Dis in gesprek zou gaan met de geridderde Han Borg (een van de oprichters van Stichting Literaire Activiteiten Groningen, waaronder Het Grote Gebeuren valt) en kreeg bij de ingang te horen… dat de zaal al vol zat en dat mij derhalve de toegang geweigerd werd. Beetje suf. Nou ja, dan maar naar Maud Vanhauwaert uit Antwerpen. Een goed alternatief, bleek al snel, al vond ik haar performance nou niet zo verpletterend als Anneke Claus dat vond. Er is me wel een fraaie dichtregel bijgebleven over een vrouw op hoge hakken. Haar hielen ‘lagen in de startblokken’, aldus Maud. Kijk, dat vond ik wel een mooi beeld.
Ik leerde van Maud ook nog een nieuw woord: frikkelgat. Dat is de benaming voor iemand die niet stil kan zitten. Ik had geen last van een frikkelgat, want ik bleef rustig zitten tijdens haar gehele optreden.
Niet lang daarna had mijn dichtbroeder Rense Sinkgraven een gesprek met Willem Otterspeer, die een (overigens door Max Pam verguisde) biografie over Willem Frederik Hermans heeft geschreven, de weduwe van Lolle Nauta, die met de auteur van Nooit meer slapen bevriend is geweest en met de vreselijk geaffecteerd sprekende (en mij onbekende) Bert Boekschoten.
Dit was meteen het levendigste deel van de avond. Rense wist het juiste evenwicht te vinden door de gasten zelf hun verhaal te laten doen, ze op het goede moment een vraag stellen om ze aan de praat te houden en het gesprek toch weer in de gewenste richting te sturen. Wist Otterspeer nog wat sappige anekdotes uit het leven van WFH? probeerde Rense de Hermans-biograaf enkele primeurs uit het binnenkort te verschijnen tweede deel van de levensbeschrijving van de grote schrijver te ontlokken.
Al te veel wilde Otterspeer niet loslaten – tenslotte moet de verschijning van het tweede deel uiteraard een nieuwtje blijven – maar hij had wel een pikante anekdote uit Hermans’ Groninger periode. Ooit moest Hermans research plegen. Waarvoor precies, werd niet duidelijk , maar hij moest daarvoor naar een seksclub. Dat werd Eros in onze Martini-stad. Bij de entree moest Hermans zich registreren. Begrijpelijkerwijs had hij niet zoveel zin om zijn echte naam op te geven, vandaar dat hij op de proppen kwam met een valse. De lichten in het zaaltje waar de pornofilm vertoond zou worden waren nog niet gedoofd, of er plofte een ‘boertje van buten’ naast Hermans neer met de woorden ‘De donkere kamer van Damocles’. Dat was voor Hermans het startsein om de zaal te verlaten.
Een andere wetenswaardigheid die de meeste aanwezigen nog niet kenden was het feit dat Hermans zich, onder laboratoriumomstandigheden, onderwierp aan het uittesten van lsd. Hij had kort daarvoor The Doors of Perception van Aldous Huxley (een fervent mescaline- en lsdgebruiker) gelezen en wilde nu zijn eigen innerlijke deuren opengooien. Otterspeer vertelde dat het experiment werd gestaakt, omdat Hermans innerlijke blokkade en verzet tegen de druk zo groot waren dat hij niet in een trip verzeild raakte. Ik ben neuroloog noch psycholoog, maar ik waag te betwijfelen of een mens zich überhaupt te weer kan stellen tegen lsd, als dat eenmaal in je bloed zit. Doch dit terzijde.
De weduwe van Lolle Nauta had weinig interessants te melden, behalve dat het altijd zo gezellig was met hun viertjes en dat ‘Wim’ zo’n goede gastheer was. We geloven het graag.
Hierna verkaste ik naar het inpandige Belcampo-café, waar Adriaan van Dis, aldus hemzelf, ‘vignetten’ (ultrakorte verhaaltjes) over zijn relatie met zijn moeder, eh, opdiste (ha ha). Tsja. Ik werd hier niet heel blij van. Deze stukjes hadden een hoog babbelgehalte en raakten mij van geen kant.
Ilja Leonard Pfeifer, van wie ik nu net bezig ben in de essaybundel Het geheim van het vermoorde geneuzel, las vervolgens drie lange gedichten voor uit zijn in januari te verschijnen nieuwe bundel. Toen kwam Peter Middendorp, met vermakelijke passages uit zijn roman Vertrouwd voordelig, maar die had ik afgelopen dinsdag al gehoord tijdens Naked Lunch.
In de Wolters Noordhoff-zaal werd wat geneuzeld over het papieren boek en het e-book. Gaap. Na een bierintermezzo met dichtbroeder Rense ging ik terug naar de WN-zaal, waar op dat moment Pfeifer in gesprek was met Ronald Ohlsen.
Al met al viel Het Grote Gebeuren me niet mee. Afgezien dus van het prima door Rense geleide gesprek over Hermans wilde het festival niet echt knetteren of spetteren. Volgend jaar iets meer vuurwerk graag.