Een meisje uit Lure

Ik schreef al eerder over de heerlijke rubriek Plat du Tour van Onno Kleyn die dezer dagen in De Volkskrant verschijnt.

Kleyn ‘schrijft met de Tour de France mee’, dat wil zeggen, hij geeft bij elke koersdag van de Ronde van Frankrijk een recept uit de streek waar op dat moment een etappe verreden wordt (ik wijdde daar al eerder een bijdrage aan).

Erg interessant voor een francofiel zoals ik, want je komt zaken te weten over Frankrijk die zelfs ik niet wist (terwijl ik toch het nodige gelezen en gehoord heb over L’Hexagone).

Vandaag (18 september 2020) verschijnen er maar liefst drie ‘etapperecepten’ van Kleyn, maar gek genoeg wordt nou net de etappe waar het mij om gaat, die van Lure naar La Planche des Belles Filles, niet weergegeven op de site van De Volkskrant (vandaar dat ik even een foto van het desbetreffende artikel uit de dodebomenvariant van mijn lijfblad heb gemaakt en die bovenaan deze bijdrage heb geplaatst).

Lure… dat riep bij mij namelijk een zomervakantie van lang geleden in herinnering. Ik ging nog met mijn ouders, broer en zus op vakantie. We schrijven het jaar 1983 – ik was twintig. Ja, jongens en meisjes, ik had het hele leven nog voor me!

Mijn broer en ik raakten in Arbois (in het departement Jura) aan de praat met twee Françaises, Catherine en Delphine. Delphine Chevalier, die toen zestien was, had mijn speciale aandacht.

Delphine volgde een danscursus in Arbois en over twee jaar hoopte ze volleerd danslerares te zijn. Mijn broer praatte met Catherine, die enkele jaren ouder was dan haar vriendin en tentgenote.

Leuk gekletst met de dames op het terras van Café de la Poste in Arbois en daarna bij hun tent, daar niet van, maar na zoveel jaren denk ik: hoe is het in godsnaam mogelijk dat ik geen avances heb gemaakt?

Ik vond Delphine sympathiek en ze was beslist knap, maar enige lichamelijke toenadering van mijn kant was er niet.

Kijk, zo bot als twee Amsterdammers, Ruud en Dennis, die op dezelfde camping stonden, het hadden aangepakt was nou ook weer niet nodig (en zeker niet mijn stijl): zij gingen op het terras van Café de la Poste tegenover Delphine zitten, waarbij Dennis haar op een gegeven moment zomaar, zonder enige aanmoediging, over haar blote benen begon te strijken. Delphine sloeg onmiddellijk verontwaardigd zijn hand van haar knie, onder de uitroep: ‘You are…imbécile!’

Maar mijn kuise aanpak was nou weer het andere uiterste. Dit vormt een van de vele raadselen van mijn leven: ik was jong en ongebonden, een heteroman van vlees en bloed die zijn ogen niet in zijn zak had zitten en ook niet gehinderd werd door verlegenheid. Dus wat weerhield mij? Vond ik versieren te banaal? Nee, toch? Of toch wel…

Maar goed, hoe het ook zij, ik koos ervoor de ne pas draguer cette fille. Nee, ik schreef een nogal ‘hoofs’ sonnet over mijn ontmoeting met Delphine, dat ik hieronder weergeef.

Ik weet het, het is belachelijk door zijn stijve plechtstatigheid en de beelden zijn ook nogal conventioneel, maar allez, ik was twintig, hè? En op de een of andere manier is het me toch wel dierbaar geworden.

Gij

Gij zijt mij als een droombeeld verschenen,
zo onwerkelijk uw komst en van zo korte duur.
Toen zijt ge uit mijn leven verdwenen
en ge zijt teruggekeerd naar uw thuis in Lure.

Gij wist niet: in mij ontbrandde het heftig vuur
Dat lang brandend bleef, al waart ge henen.
Uw ogen hadden mij in die paar uur
als vredige vennen zo puur toegeschenen.

In een droom van een park hadden wij rendez-vous
vannacht – en ik spoedde in trance daarnaartoe
om door uw armen te worden ontvangen.

Als de maan zo stil leek de tijd er te hangen
en onuitspreeklijk lang waren wij bijeen.
Tot de morgen zich opdrong – en gij weer verdween.

© André Degen

Onwillekeurig dacht ik: hoe zou het nu met Delphine Chevalier zijn? Nou, daar zal ik wel nooit achter komen; op internet zoeken is namelijk onbegonnen werk

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *