Gisteren (8 januari 2022) kwam ik terug van een kort familiebezoek in Wiesloch, in de buurt van Heidelberg. Al twintig jaar maak ik er een gewoonte van, als ik daar weer ben, om in een bos in de buurt, het Dämmelwald, te gaan hardlopen. Ik heb er een rondje van ongeveer drie kilometer dat ik, al naar gelang mijn energie, conditie en zin, twee of drie keer loop (jaren geleden liep ik vaak nog een vierde ronde, maar die tijd lijkt voorgoed voorbij).
Het Dämmelwald ligt aan de rand van Wiesloch, ingeklemd tussen allerlei straten en bebouwing. In het verre verleden was het veel groter, maar in de loop der eeuwen is het woud voor een groot deel gerooid, om het geschikt te maken voor akkerland. In 1975 werden de 64 overgebleven hectares bos aangewezen als ‘Erholungswald’ en daarmee lijkt er aan het rooien een einde gekomen – gelukkig.
Ik heb het Dämmelwald al lang geleden in mijn hart gesloten, omdat er prachtige, oude eiken staan, die als mastadontpoten uit de tijd oprijzen en omdat je er grote bonte spechten kunt zien en ook – jawel – wielewalen. Tijdens mijn hardloopsessies kwam het soms voor dat ik de ‘dudeljo‘ van een Oriolus oriolus hoorde en als ik geluk had, zag ik niet lang daarna de geelzwarte vogel door het struweel vliegen. Mooie tijden waren dat.
Maar dat is al wat jaartjes geleden. De moderne tijd dringt zich op – ook in het Dämmelwald. Dat uit zich door de aanwezigheid van de Autobahn die zelfs midden in het bos luidruchtig van zich laat horen. ‘Genieße (…) die Stille’, zegt de website van Stadt Wiesloch over het bos, maar daar valt dus wel wat op af te dingen.
Er is echter nog een andere lawaaimaker die de laatste paar jaar sterk in opmars is en die de rust in het Dämmelwald danig verstoort: de halsbandparkiet. Twee jaar geleden had ik in Wiesloch al kennis gemaakt met deze invasieve exoot en in de tussentijd zijn er alleen maar meer bij gekomen. Tot mijn niet geringe ergernis, moet ik toegeven.
De Psittacula krameri is niet alleen een irritante krijser die hier van oorsprong helemaal niet thuishoort (zijn natuurlijke habitat is tropisch Afrika en Zuid-Azië), hij ‘kraakt’ ook de nesten van inheemse vogels.
Toen ik de afgelopen dagen hardliep in het Dämmelwald, hoorde ik niet mijn geliefde wielewaal (dat kon ook niet, gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen, want die was eind augustus al vertrokken naar warmere oorden) of het geklop van bonte spechten, maar wel doorlopend en zeer doordringend het gekrijs van een groep halsbandparkieten. Dit vergalde mijn hardloopplezier aanzienlijk.
Ik kreeg zelfs ter plekke een mentale inzinking: over de gehele linie delft de natuur keer op keer het onderspit en het ziet er niet naar uit dat dit ooit gaat veranderen. Ik had stille hoop dat ik nog jarenlang kon genieten van de aanwezigheid van wielewalen in dat snippertje bos tussen bebouwing en wegen, maar ik heb er een hard hoofd in dat ik de wielewaal ooit nog terugzie of -hoor in het Dämmelwald.
‘Kom mee naar buiten allemaal/Dan zoeken wij de wiele- wielewaal’ luidt het begin van het lied dat ik in mijn jeugd ook nog geleerd heb. Maar het ziet ernaar uit dat we lang zullen moeten zoeken. Als ik het even pathetisch mag zeggen: de wielewaal lijkt, tegelijk met mijn jeugd, te zijn weggevlogen.