Een bleekblauwe stip, niet meer

Als je bedenkt dat het nietige stipje binnen de cirkel de aarde is, omringd door een immens, kil en stil heelal, overvalt je een diep gevoel van nederigheid.

Vandaag (16 februari 2020, helaas de warmste zestiende februari ooit, doch dit terzijde) spit ik de weekendeditie van De Volkskrant door en stuit daarbij op dit artikel.

Het gaat over een foto die dertig jaar geleden haast terloops genomen werd vanuit de Voyager, van een afstand van 6,4 miljard kilometer, op het moment dat de ruimtesonde op het punt stond ons zonnestelsel te verlaten.

Het was of de bemanning-op-afstand (ze zat veilig op aarde), vlak voor het betreden van terra incognita (nou ja, beter gezegd, universum incognitum), het ruimteschip nog even een blik achterom liet werpen, zodat het zich nog één keer in kon prenten wat het ook alweer achter zich liet.

De foto ‘bereikte een iconische status’, aldus het Volkskrant-artikel en kreeg, net als een beroemd schilderij, zelfs een naam: Pale Blue Dot, bleekblauwe stip.

Welbeschouwd is het een weinig indrukwekkende, ja zelfs mislukte foto die de bestuurders-op-afstand de Voyager lieten nemen: we zien wat wazige, gekleurde strepen bijna verticaal door het grofkorrelige beeld lopen. Maar dan – net als bij een doek van faam gaat het om de details – zie je ineens een onooglijk stipje, middenin de meest rechtse baan. Het is zo klein dat het een vuiltje lijkt, een druppel water die bij de opname per ongeluk mee gefotografeerd is.

Bij nadere beschouwing daagt het besef echter dat dit stipje – 0,12 pixels groot – onze eigen Moeder Aarde is, ‘ons kosmisch (sic) thuis, het ruimteschip waarop de gehele mensheid door een onbarmhartige kosmos toert’ zoals de auteur van het artikel schrijft.

Oftewel: we zitten allemaal in ‘hetzelfde kosmische schuitje’, zoals onze eigen astronaut André Kuipers het uitdrukt. In de woorden van astronoom Carl Sagan: ‘De aarde is de enige wereld die we kennen waarop leven kan voorkomen. Er is nergens een plek, niet op de korte termijn, waar onze soort naartoe kan verhuizen. Bezoeken, ja. Bewonen, nog niet. Wat je er ook van vindt: we zullen het met de aarde moeten doen.’

Over de betekenis van de iconisch geworden foto zegt Kuipers: ‘Het antwoord is simpel, de foto laat zien dat de aarde een minuscuul, kwetsbaar dingetje is in een onmetelijk groot heelal.’ En dan geeft Kuipers een beschrijving van wat je ervaart als je ver buiten de dampkring naar de aarde kijkt:

‘Wanneer ik langs de aarde keek en daarachter dat pikzwarte heelal zag, voelde ik plots hoe beperkt onze planeet is. Al het leven dat ooit heeft geleefd, onze hele geschiedenis, speelde zich af in tien kilometer lucht, en tien kilometer water. Meer niet.’

Hiermee geeft hij uitdrukking aan het zogenaamde ‘overview effect‘, het door sommige ruimtevaarders ervaren besef dat de aarde een nietige knikker is, hangend in de leegte en omgeven door een flinterdunne atmosfeer die dat fragiele bolletje tegen kwade invloeden van buiten moet beschermen.

Astronoom Carl Sagan zag het belang van de foto zo: ‘Voor mij onderstreept het onze verantwoordelijkheid om vriendelijk te zijn voor elkaar, en om die vale blauwe stip, het enige thuis dat we ooit hebben gekend, te behouden en koesteren.’

Het zijn mooie woorden die de beide ruimtekenners wijden aan de Voyager-foto, maar ze lijken aan dovemansoren gericht. Kuipers zag dat al wel in, toen hij zei: ‘Deze foto zet je aan het denken. De maanlanding ook, met de historische woorden ‘we came in peace for all mankind’. Maar uiteindelijk vallen we toch vaak terug in onderlinge haat en nijd, en grijpen we naar geweld.’

Ik schreef over het ‘overview effect’ het gedicht Ruimteblik dat dezelfde teneur heeft als Kuipers’ hierboven aangehaalde woorden:

Ruimteblik

Toen hij in zijn ruimteschip
langs de aarde scheerde
zag hij haar
in een flits
als een korenbloem
te midden van
kruiend ijs.

In de korte tijd
dat hij langs
de warme bol streek
floepten overal lichtjes aan
rookpluimen verschenen her en der
en in de groene dekens
vielen kale plekken.

En hij wilde roepen:
‘Ho, stop met vervuilen
Kappen
Hou op met jagen!’

Hij wilde dat zijn stem
als een regenboog
de hele aarde omspande.
‘Mensen, zíen jullie het dan niet?!’
Maar nee, ze zagen het niet.

Hij zat in zijn ruimtepak
in het luchtledig
in zijn eigen sfeer;
een ragfijne draad
verbond hem
met het moederstation.

Eenmaal terug op aarde
voelde hij de mantel
van de dampkring weer
behaaglijk om zich heen
maar hij wist
hoe dun ze was.

Hij had
als een van de weinigen
de stille omsingeling gevoeld
van de onmetelijke
ijzige stilte
en er voer een huiver
door hem heen.

© André Degen

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *