De voordood

Door een aangrijpend artikel over vroegtijdige dementie bij veertigers en vijftigers vandaag (29 oktober 2019) in De Volkskrant moest ik er ineens weer aan denken: de dementie waar mijn eigen vader aan leed.

Bij hem werd de ziekte acht jaar geleden vastgesteld, maar de sluipende aandoening deed waarschijnlijk al jaren daarvoor stiekem zijn slopende werk.

Sinds jaar en dag gingen mijn ouders tijdens de zomervakantie naar Frankrijk. Dat was al zo toen wij kinderen nog klein waren en zij zetten die traditie voort toen mijn broer, mijn zus en ik allang het huis uit waren.

Aangezien mijn vader docent Frans was (in ruste weliswaar, maar hij was nog steeds een actieve taalgebruiker), lag het voor de hand dat hij in L’Hexagone steeds het woord deed. Brood halen, informeren naar een plaats op een camping, in een voorkomend geval zeggen wat er aan de auto scheelde, dat soort dingen. Zaken waarbij hij zijn kennis van de taal van Molière kon inzetten. En tot een bepaalde tijd deed hij dat ook met graagte.

Maar op een gegeven moment – mijn moeder kon niet precies aanwijzen in welk jaar dat was – hield hij daar abrupt mee op. Van het ene moment op het andere liet hij het brood halen en het doen van andere boodschappen helemaal aan mijn moeder over.

Hij hield zich op de achtergrond en corrigeerde zijn echtgenote (van wie het Frans matig tot redelijk, maar zeker niet impeccable was) niet langer. Een veeg teken, want als echte leraar kon hij het niet laten (ik was daarbij ook wel eens het lijdend voorwerp) een ander te corrigeren, als die la plus belle langue niet correct gebruikte.

Ongewild, geruisloos deed hij afstand van de taal waar hij ooit zijn hele ziel en zaligheid in had gelegd. De titel van doctorandus, die hij op latere leeftijd nog moeizaam had bevochten (van het schrijven van de scriptie werd hij bijkans overspannen) moest hij als het ware weer inleveren.

Ik kreeg dat dus pas jaren nadat het speelde te horen, maar toen ik erover nadacht, vond ik het schrijnend en ik vroeg me af of mijn vader nog het omslagpunt had gehad, waarop hij nog wel voelde dat het hem niet meer lukte Frans te spreken, maar dat hij die neergang niet meer kon tegenhouden – en ook het vreselijke daarvan inzag.

Mijn moeder vertelde me dit tragische verhaal, dat zich in alle stilte had afgespeeld, pas toen bij mijn vader in november 2011 echt onomstotelijk de diagnose ‘vasculaire dementie met alzheimer’ werd gesteld.

Alzheimer heeft als een van de symptomen wat in het rapport van de klinisch geriater ‘het ontbreken van ziektebesef’ werd genoemd. Dit werd pijnlijk duidelijk toen mijn vader op het rapport – dat er dus niet om loog – luchtig reageerde met een ‘Ik vind het eigenlijk wel meevallen’. Mijn moeder (die zorgelijk keek) en ik hielden ons toen maar wijselijk stil…

Mijn vader heeft gelukkig nooit het eindstadium van dementie c.q. alzheimer hoeven meemaken: op 13 maart 2014 werd hij getroffen door een hersenbloeding die zijn hersenstam in één klap onherstelbaar beschadigde en tegelijk de dementie en alzheimer als het ware de pas afsneed. Daardoor was hij, zo begreep ik van de broeder die hem in mijn ouders’ slaapkamer vond, vrijwel direct klinisch dood.

In zekere zin was Moedertje Natuur daarbij nog clement, want deze abrupte dood heeft hem ervoor behoed dat hij – en daarmee zijn naaste familie – in mensonterende toestanden terecht is gekomen. Mijn vader, kun je zeggen, is nog waardig gestorven.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *