De kunst de juiste afslag te nemen

Hoeve De Wijde Blik (bij Rosveld, in de buurt van Nederweert).

Op 12 oktober luisterde ik op weg naar mijn werk naar Radio 1, ik bedoel NPO 1 (Oeps, zou ik bijna verraden dat ik al wat ouder ben!). Na het nieuws en het weerbericht werd gemeld waar er op dat moment files in ons land de autosnelwegen stonden te verstoppen. Daarin kwam de naam Nederweert voorbij. Nederweert… Die naam voerde me terug naar een ver verleden.

Het was 1987 en ik ging, voor de laatste keer met het hele gezin Degen én mijn vrouw, op herfstvakantie naar Luxemburg, iets wat bij de familie Degen een aangename traditie was geworden.

Nu moet ik daarbij even vertellen dat op de dag vóór vertrek mijn vrouw en ik bij een sloperij een tankdop van een Renault Fuego hadden gekocht, omdat die van de Renault 4 van mijn vrouw verdwenen was (in die tijd waren niet alle tankdoppen van een slot voorzien, zodat je gemakkelijk een kon stelen). We probeerden op het terrein van de sloperij de tankdop van de Fuego: ja, hij paste goed (té goed, naar later zou blijken: er kon door die dop geen lucht van buiten in de tank dringen, waardoor er een vacuüm gezogen werd en er geen benzine meer naar de motor werd gevoerd).

In de vroege ochtend van 17 oktober 1987 reden we nietsvermoedend weg uit het slaperige dorpje T… We waren echter nog geen 70 kilometer onderweg toen de Renault 4 kuren begon te vertonen: zonder aanwijsbare oorzaak begon de auto te horten en te stoten (de uitdrukking is ‘met horten en stoten’, ‘horten’ en ‘stoten’ zijn geen werkwoorden, dat weet ik ook wel, maar ik ben een taalschepper, dus ik maak deze woorden tot werkwoorden. Zo gaat dat). De wagen verloor geleidelijk aan vermogen, totdat hij bij een snelheid van 40 km/u doodleuk afsloeg.

Voor de eerste (en helaas niet voor de laatste) keer die dag stonden we op de vluchtstrook te wachten op de Wegenwacht. Die hadden we opgeroepen via een praatpaal (voor de lezertjes die later hebben ingeschakeld, dat was zo’n ding. Als je met je auto strandde op de vluchtstrook, liep je naar de dichtstbijzijnde praatpaal; je stak dan je hoofd tussen, wat je het beste kunt omschrijven als de gele, ijzeren variant van twee helften van een scheermesschelp. Kijk maar. Vervolgens drukte je op een knop en kreeg dan verbinding met de A.N.W.N-pechhulpdienst die zo snel mogelijk een Wegenwacht-auto ter plaatse stuurde).

Na twee wachtsessies aan de zijlijn van de autosnelweg kwamen we in de buurt van Nederweert op een tweebaansweg terecht. En wéér begon de Renault 4 de inmiddels bekende kuren te vertonen. Mijn vrouw stuurde de berm in en maar goed ook: nog geen halve minuut later knalde een BMW 520 met volle vaart op de auto waar wij kort daarvoor nog achter hadden gereden. Een geluk bij een ongeluk dus voor ons, anders hadden wij die klap te verduren gekregen.

Ik stapte uit, overzag de situatie, om te kijken of mijn hulp noodzakelijk was en toen die niet nodig bleek, liep ik met mijn vrouw naar hoeve De Wijde Blik, om, jawel, de Wegenwacht maar weer eens te bellen.

Toen we aanbelden, ging er een luikje aan de bovenkant van de deur open en in de opening verscheen het gezicht van een gnoomachtig vrouwtje. ‘Kan ik hier de A.N.W.B. bellen?’ vroeg mijn vrouw dapper. ‘Jawel’, antwoordde het vrouwtje met een wat sullig maar tegelijk ook wat sluw lachje, ‘dat kost twee gulden.’ (Ja, jongens en meisjes, dit was nog ruim vóór de invoering van de euro – de munt die ons zoveel zegens heeft gebracht, maar dit terzijde).

‘Zal ik bellen?’ vroeg ze meteen daaroverheen. Voor een goede afwikkeling van deze zaak leek het mijn vrouw en mij beter dat we dat in eigen hand zouden houden, dus vroeg mijn vrouw beleefd of ze dat zelf mocht doen.

Nou, dat mocht. Het luikje ging weer dicht en achter de nog gesloten deur hoorden we het vrouwtje rommelen met een geldpotje. Een paar seconden daarna ging de deur open.

We traden toen een gang binnen waar een zware stank hing van wat nog het dichtst bij de lucht van een ranzige, oude Franse kaas in de buurt kwam. Het heksje diepte uit haar groezelige schort een beduimeld stukje karton tevoorschijn waarop allemaal adressen met daarachter telefoonnummers geschreven stonden.

Ik was blij dat ons gesprek met de A.N.W.B. maar kort duurde, want het verblijf in die gang die volhing met een geur die ik niet nader durf te definiëren was werkelijk niet te harden. We betaalden en verlieten het pand.

We liepen, weer in de frisse buitenlucht, terug naar onze auto, toen ons de bestuurder van de BMW 520 die zojuist op zijn voorganger was geknald, tegemoet kwam. Zijn gezicht was wit weggetrokken en stond strak. ‘Kun je daar bellen?’ vroeg hij. ‘Ja,’ zei ik wellicht iets te jolig voor de situatie, ‘maar dat kost twee gulden.’

Inmiddels is de tweebaansweg een vierbaansweg geworden en kun je er bij Hoeve De Wijde Blik niet meer af – en de boerderij bestaat niet meer, want Koos Heijnens schrijft niet onpoëtisch op de site van het Weertmagazine over Hoeve De Wijde Blik:

‘De Wijde Blik, een prachtige naam voor deze hoeve die de wijdsheid (sic) van het toenmalige landschap weerspiegelde. (…) ‘Hoeve De Wijde Blik is zoals nagenoeg alle woningen en boerderijen in dit gebied verdwenen. Er is ander ‘blik’ voor in de plaats gekomen: Blik dat over de Ringbaan en de A2 raast. En vanaf nu ook het ‘blik’ van de gigantische logistieke loodsen, de dozen van Heijlen en DHL. Dat heet vooruitgang.’

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *