Another seven year itch

Mijn moeder in haar tienerjaren.

Gisteren (3 november 2022) was het zeven jaar geleden dat mijn moeder overleed. Ze werd het slachtoffer van kanker, de K1 die als grimmige, donkere berg boven alle ziektes uittorent en zijn schaduw over vele levens werpt.

Ik weet nog als de dag van gisteren hoe de jobstijding tot mij kwam. Ik stond ’s morgens om half negen bij de bakker en kreeg toen geheel onverwachts een telefoontje van mijn zwager. Dit kon maar één ding betekenen: onheil. Mijn zwager en ik hadden regelmatig contact, maar hij belde mij nooit en als hij dat eens eens een keer zou doen, dan zeker niet op zo’n tijdstip.

Het was als bij het overlijden van mijn vader: de opmaat daartoe vernam ik ook via de telefoon uit de mond van mijn broer. Nu belden mijn broer en ik heel wat frequenter dan mijn zwager en ik, maar hij en ik hadden elkaar die morgen nog uitgebreid gesproken, dus een telefoontje van hem op dezelfde dag wekte mijn bevreemding. Terecht, want ik kreeg de schokkende mededeling dat mijn vader, getroffen door een hersenbloeding (die hem nog diezelfde avond fataal zou worden), op dat moment in een ambulance met gillende sirene naar het UMCG werd vervoerd.

Maar goed, terug naar mijn moeder. Na haar dood stelden mijn broer, zus en ik een zogenaamde ‘ervenapp’ in, een groepsapp van ons drieën waarin we van tijd tot tijd stilstonden bij de trouwdag van onze ouders of bij de sterfdag van een van hen.

Gisteren heb ik net als ieder jaar sinds 2015 op 3 november met de gedachte gespeeld weer een bericht in onze gezamenlijke app te zetten, maar ik zag ervan af omdat mijn zus op vakantie was en zij de laatste tijd zo haar sores heeft. Ik wilde haar – hopelijk enigszins onbekommerde – vakantieplezier daarom niet verduisteren.

Op die zevende herdenkingsdag van mijn moeders overlijden dacht ik aan de intensieve periode daarna: de vijf dagen tussen de tijd die de nabestaanden in ons land hebben vanaf de dag van overlijden tot de uitvaart om allerlei zaken te regelen die tot een voor hen bevredigend afscheid leiden.

Na de crematie van mijn moeder namen mijn broer, zus en ik enige tijd een time-out en pas in het vroege voorjaar van 2016 konden we er ons toe zetten ons ouderlijk huis uit te ruimen.

Hieronder beschrijf ik het ogenblik dat we het huis waar we vele gelukkige jaren hadden doorgebracht voor de eerste keer betraden nadat de ‘postcrematiehectiek’ voorbij was.

‘We keken elkaar aan en zonder dat een van ons het uitsprak hing het in de lucht: dit huis dat van boven tot onder, van de tweede verdieping tot en met de kelder, helemaal volgepropt stond met allerlei prullaria, moesten wij leeghalen, tot de laatste punaise aan toe, teneinde het verkoopbaar op te leveren. God-oh-god, wat een klus!

Gelukkig stonden we niet onder tijdsdruk, want alle drie konden we niet fulltime werken aan het leeghalen van ons ouderlijk huis; we hadden allemaal onze bezigheden, uitruimen moest tussen de bedrijven door.

Sinds de bedkoeling (ja, tijdens de periode tussen overlijden en cremeren van mijn moeder leerde ik meer nieuwe termen dan mij lief was) gebruikt was om de kamer waar mijn moeder lag opgebaard op de juiste temperatuur te houden, was het er niet meer behaaglijk warm geweest.

Wij kinderen waren door de week in Groningen en lieten de thermostaat daarom maar op twaalf graden staan. Elke keer als we binnenkwamen in ons voormalig ouderlijk huis, kwam ons een ijzige kou tegemoet. Die temperatuur paste natuurlijk wel bij de nieuwe toestand: alle leven, alle warmte was sowieso weggetrokken uit dit huis.

Gedoe om de verdeling van mijn ouders spullen hebben mijn broer, mijn zus en ik gelukkig nooit gehad. ‘Om tientallen erfstukken wordt verhit gedobbeld’, staat er in het Volkskrant-artikel. Dat soort taferelen hebben wij drieën weten te vermijden.

Nu kan ik cynisch stellen dat er ook niet veel waardevolle spullen waren in het huis van mijn vader en moeder om een robbertje over te vechten. Ze bezaten geen dure sieraden, schilderijen die bij opbod veel zouden opleveren of kostbaar serviesgoed. Ja goed, ze hadden een Wedgwood-servies, maar ik zag jaren terug al een kop en schotel van dat ooit zo prestigieuze Engelse merk voor twee euro te koop staan in een kringloopwinkel…

Eenieder van ons drieën nam een aantal dingen mee met behulp waarvan er iets van het bestaan en de herinnering van onze ouders levend bleef en de rest ging naar kringloopwinkels en naar de stort. Zo eindigt bijna ieder leven. Slechts weinigen kunnen een gooi doen naar de onsterfelijkheid.

Uitruimen, bepaald geen leuke klus. Het scheelt dat je het maar één keer in je leven hoeft te doen…’

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *