Nog even over het weekend: gisteren (9 september 2018) kwam ik terug uit Diever van mijn ’traditionele’ bezoek aan het openluchttheater. Ik doe dat al meer dan 30 (!) jaar: in de tweede week van september, op zaterdagavond naar ‘het stuk’ gaan. Zo ook nu.
Toen ik aankwam op vrijdagavond, goot het en ik benijdde de mensen die op dat moment aanwezig waren bij de opvoering van King Lear niet bepaald. Hoewel: een deel van het toneelstuk speelt in de open lucht, terwijl de elementen tekeergaan en Lear, in zijn razernij van treurigheid, de wind en de regen aanroept (‘Blow, winds, and crack your cheeks! Rage, blow!/Your cataracts and hurricanoes, spout/Till you have drenched our steeples, drowned the cocks!’). Oftewel: de neerplenzende regen werkte die vrijdagavond bepaald sfeerverhogend.
Maar goed, ik ging dus de avond daarna en toen was het weer bepaald clement. Zoals elk jaar heerste in het openluchttheater vóór de voorstelling en tijdens de pauzes de gemoedelijke sfeer van mensen die gezamenlijk een gezellig avondje willen beleven. Wat ik wel miste dit jaar, was de aanwezigheid van schoolklassen. Terwijl het nu juist de kracht van regisseur Jack Nieborgs is dat hij met zijn luchtige, kolderieke bewerkingen van Shakespeare’s stukken de jongeren aan zich weet te binden.
Ik moet wel eerlijk zeggen dat de kolderieke, leutige benadering door Nieborg beter past bij de komedies dan bij de tragedies; het is prima om loodzware treurspelen (en zwaar is King Lear; de slechten én de goeden ‘vallen als vliegen’) te willen verluchtigen (tenslotte deed Shakespeare dat zelf ook, een trucje dat we kennen als ‘comic relief’), maar bij King Lear à la Nieborg schoot het wel behoorlijk door naar het lollige, waardoor de bepaald tragische gebeurtenissen (die ik hier niet ga verklappen, om niet te spoileren) wat ondersneeuwden.
Maar goed, dan nog denk ik dat de door Nieborg ingeslagen weg de juiste is, als je tenminste Shakespeare wilt behouden voor de jongere generaties.
Vier jaar geleden schreef ik daar al wijze woorden over. Ik stelde toen dat je twee wegen kunt bewandelen als je de toneelstukken van Shakespeare gaat opvoeren: strak vasthouden aan de traditionele, ‘ouderwetse’ aanpak of Shakespeare ‘naar ons toe vertalen’:
‘Wat wil je nu: teruggaan naar de traditionele uitvoeringen met prachtige gewaden en gedragen dialogen die zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven en waar elk jaar minder en elk jaar grijzere mensen naar komen kijken die elkaar toeknikken dat ‘dit toch echt de enige ware manier is om recht te doen aan Shakespeare’s teksten?
Of wil je een levendige, vrij bewerkte uitvoering die volle zalen trekt waar ook jongeren graag komen en waar nog wel degelijk vernuftig vertaalde taaljuweeltjes van de Grote Bard fonkelen in het maanlicht?’
Hoewel ik nu nog vier jaar ouder ben, kies ik, net als destijds, voor de tweede benadering. Toen zei ik daar dit over:
‘Wil je dat Shakespeare ook na vier eeuwen blijft leven, dan is een restyling en een forse injectie met jeugd en hedendaagsheid geen overbodige luxe. En tenslotte was het vulgaire, schuine en boertige Shakespeare niet vreemd.’
Volgend jaar wordt er in Diever weer een komedie van de Grote Bard uit Stratford opgevoerd. Reken maar dat dat vulgaire, schuine en boertige ook dan weer ruimschoots aan bod komen!