In de digitale versie van De Volkskrant kom ik vandaag (8 maart 2020) een aardig artikel tegen over lezen. De boodschap van het stuk is: hoe passen we het lezen in in onze dagelijkse routine? Er is teveel afleiding om ons heen, we hebben het druk en de tijd ontbreekt ons simpelweg om rustig in een hoekje een paar uur te lezen.
In Boekenland is er gewoon teveel aanbod en we hebben te weinig tijd. Dus zit er niks anders op dan een strenge schifting te maken, aldus de schrijver van het artikel:
‘…laat je ook niet gijzelen door een dikke pil. Als je na tweehonderd pagina’s moet concluderen dat een boek toch niet is wat je hoopte, stop er dan mee. Dat lijkt misschien zonde van de tijd die je al in het boek geïnvesteerd hebt, maar daar staan de zeeën van tijd tegenover die je wint nu je je niet meer door de overige vierhonderd pagina’s heen hoeft te worstelen.’
Ik heb dat zelf gehad met The secret history van Donna Tartt; ik vond er niks aan, maar ja, ik was al op de helft, dus het was zonde om halverwege dan maar te stoppen. Dus ik las dapper door, kauwde mij moedig door die woordenbrij. Tot het eind toe bleef ik het een vervelend boek vinden en ik heb mij plechtig voorgenomen nooit meer één zin van Donna Tartt te lezen (tenminste niet bewust). En daar heb ik mij tot nu toe aan gehouden.
Lang geleden heb ik Vrouw en vriend van Anna Blaman na 70 bladzijden walgend weggegooid en nooit weer ingekeken, Oek de Jongs Opwaaiende zomerjurken hield ik na 100 bladzijden voor gezien en Hermans’ De tranen der acacia’s begon me op een derde zo tegen te staan dat ik het terug de boekenkast in duwde, waar het voor straf de rest van mijn leven stokstijf moet staan. Stuk voor stuk klassiekers, maar ik vond er geen moer aan.
Schopenhauer verwoordt de gapende kloof tussen het hebben van boeken en het niet hebben van de tijd om ze te lezen in zijn werk Parerga und Paralipomena aldus: ‘Es wäre gut Bücher kaufen, wenn man die Zeit, sie zu lesen, mitkaufen könnte, aber man verwechselt meistens den Ankauf der Bücher mit dem Aneignen ihres Inhalts.’
Hoe waar; we kopen wel boeken, maar je zou bij die aankoop, als een soort boekenweekgeschenk, gratis de tijd erbij moeten krijgen om dat boek ook daadwerkelijk te lezen.
Nou moet je ook weer niet overdrijven met lezen, aldus de wijze meester Schopenhauer: als je alleen maar leest en niet meer zelf nadenkt, word je als iemand die door alleen te rijden het lopen verleert. Zoals de grote wijsgeer het zelf zei:
‘Daß wer sehr viel und fast den ganzen Tag liest, dazwischen aber sich in gedankenlosem Zeitvertreibe erholt, die Fähigkeit, selbst zu denken, allmälig verliert, – wie Einer, der immer reitet, zuletzt das Gehn verlernt. Solches aber ist der Fall sehr vieler Gelehrten: sie haben sich dumm gelesen.’
Waarom moeten we ook alweer lezen? Bijzonder hoogleraar in de moderne geschiedenis van het boek Adriaan van der Weel zet het nog eens voor ons op een rijtje (niet dat we dat zelf niet hadden gekund):
‘Als je geregeld boeken leest, leer je dingen onthouden en begin je betogen te begrijpen. Je hersenen worden tot inspanning aangezet. (…) ‘Je leert hoe mensen in elkaar zitten, wat hun drijfveren zijn en hoe ze kunnen reageren, wat voor scenario’s allemaal denkbaar zijn.’
Ik hoef gelukkig geen moeite te doen het lezen in mijn dagelijkse rituelen op te nemen: dat is het al sinds mijn jongste jeugd. Lezen is voor mij als ademen via de ogen: even natuurlijk en noodzakelijk als gewoon ademen. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit met lezen zou stoppen.