Vandaag (5 december 2019) werd ik aan het onaangename werkwoord ‘afhijsen‘ herinnerd.
In de straat waarvan de mijne een zijstraat is stonden namelijk een brandweerwagen-hoogwerker en een ambulance geparkeerd.
Men was bezig iemand van de eerste verdieping naar de begane grond te transporteren. Dit tafereel bracht onmiddellijk bepaald onprettige herinneringen in mij naar boven.
Op 13 maart 2014 kreeg ik rond zeven uur ’s avonds een telefoontje van mijn Grote Broer. Toen ik mijn mobiele telefoon tevoorschijn haalde en zijn naam in het schermpje zag oplichten, wist ik gek genoeg al dat het foute boel was.
Mijn broer en ik hadden die morgen getennist en ik ken hem goed genoeg om te weten dat hij niet dezelfde dag nog zou bellen voor iets luchtigs of futiels. Als hij mij op dat tijdstip via de telefoon benaderde, betekende dat simpelweg dat er iets ernstigs aan de hand was.
Dat bleek ook zo te zijn: mijn vader was kort daarvoor door mijn moeder gevonden in hun slaapkamer. Hij was tegen de deur aan gevallen en was daar bewegingloos blijven liggen.
Uiteraard belde ze meteen 112 en toen mijn broer mij belde, was er inmiddels een ziekenwagen met loeiende sirenes onderweg naar het UMCG.
Mijn moeder heeft zich tegenover mij laten ontvallen dat ze zichzelf verweten had mijn vader alleen gelaten te hebben, voor een bezoek aan vriendinnen in het naburige Hardegarijp; was ze nou maar thuis gebleven, dan had ze mijn vader kunnen helpen.
Dat schuldgevoel heb ik (denk ik) succesvol weg kunnen praten door te zeggen dat een van de broeders mij had toevertrouwd dat mijn vader feitelijk al dood was, toen hij hem buiten bewustzijn had aangetroffen in de slaapkamer. Oftewel: ook al had mijn moeder pal naast mijn vader gestaan, dan had ze nog niks voor hem kunnen doen.
Onwetend van alle heisa zorgde mijn vader trouwens voor een behoorlijke opschudding in het anders zo rustige Tietjerk. Er landde een traumaheli in het weiland achter de spoordijk, aan de andere kant waarvan mijn ouderlijk huis lag.
Verder waren een ambulance en een brandweerwagen-hoogwerker in de Reidfjild aanwezig. Als een patiënt op de eerste verdieping van een woning ligt, maar horizontaal vervoerd moet worden, moet er namelijk een hoogwerker aan te pas komen om die patiënt naar buiten te krijgen. Ambulancemedewerkers mogen zo’n patiënt dan niet via de trap vervoeren.
Het halve dorp was uitgelopen om dit ongewone tafereel te aanschouwen. Veel gebeurde niet in het brave boerendorpje en dit was voor menigeen even een welkom verzetje.
Gek genoeg waren de beelden die ik, al een tijdje na de dood van mijn vader, op de site van 112 Fryslân zag, bijna nog akeliger dan mijn buiten kennis verkerende, stervende vader die ik ‘live’ (een wrang woord in dit verband) op de brancard in het UMCG zag.
Waarom ik die beelden zo naargeestig vond? Misschien omdat de beelden van mijn ingepakte vader die vanuit het zo vertrouwde raam van zijn studeerkamer op die hoogwerker werd getild al belast waren met de wetenschap dat hij op dat moment strikt gezien al was overleden.