‘Zuurstof aanwezig’.
Gelukkig; daarom hoeft het gesprek
niet stil te vallen.
Het is moeilijk
over jezelf te praten.
Daarom iemands kooiconstructie
‘Ik heb wel es heurd…’
Een vrouw in een hoekje
zit niet om woorden verlegen
puzzelt stil voor zich heen
vraagt naar geen betekenis.
‘Minsen binnen zulf
ook wel eens puzzels.’
‘De aardappel is de kurk
waar de Koloniën op drijven’
is bindmiddel
voor onze conversatie.
De jeugd kreeg vroeger vrijaf
voor het rooien.
Alles op zijn tijd
– ook de leerplicht.
‘Aardappels krabben
was onze zomervakantie.’
‘Met aardappels en spek
kwam je de winter door.’
Van het melken
tegen een warm koeielichaam
naar een andere warmte
op het ijs.
Natuurlijke selectie
van jongens
bij het schaatsen:
‘Wie mie volgen ken
mag bie mie bliem’n.’
‘Vroug bie de maid
Veur ’n aander d’r mit gaait.’
In de oorlog
was de jacht vrij
– ook op jonge mannen.
Patrijzen vangen
in stropjes van paardenhaar.
Veel patrijzen hebben de oorlog
niet overleefd.
In het kerkje van Vledderveen
scholen onderduikers
onder het preekgestoelte;
voor hen kwamen
de stichtelijke woorden
van boven.
Heeft ú nog wat beleefd, meneer?
‘Ach, dat mot je moar achterloat’n…’
© André Degen