Gisteren (2 maart 2023) kwam ik dit bericht tegen op de website van Bild Zeitung: brand in een Hochhaus in Hongkong (het flatgebouw was nog in aanbouw, dus onbewoond, daarom waren er gelukkig geen slachtoffers te betreuren).
Het bericht voerde me terug naar 27 jaar geleden, toen ik enkele dagen doorbracht in Hongkong. Ik was er – ik zou haast zeggen – in ‘de goeie ouwe tijd’: Hongkong was in die dagen nog een kroonkolonie van Groot-Brittannië en nog niet teruggevoerd onder Chinees gezag (de op handen zijnde overdracht werd in die dagen in Hongkong cynisch ‘Dependence Day’ genoemd, doch dit terzijde).
Het waren de jaren dat ik tijdens de zomervakanties met een rugzak vooral naar het Verre Oosten vloog (het woord ‘vliegschaamte’ moest nog worden uitgevonden): Indonesië, Nepal, Vietnam, India en China behoorden toen tot mijn vakantiebestemmingen.
Aan een trektocht van Noord- naar Zuid-China plakte ik in die zomer van 1996 een verblijf in Macau (toen ook nog niet in Chinese klauwen, pardon, handen) en Hongkong vast.
Onderdak vinden tegen een billijke prijs was in ‘The Pearl of the Orient‘ in die dagen al ondoenlijk; in Hongkong is het altijd al woekeren geweest met de ruimte, vandaar dat alle gebouwen de hoogte in zijn geschoten (en, in het kielzog daarvan, de huizenprijzen).
Ook hotelhouders profiteerden van de torenhoge huren en huisprijzen: zij konden in feite vragen wat ze wilden. Bottom end hotelletjes, hotelletjes uit de goedkoopste categorie, zoals ik die op het Chinese vasteland te kust en te keur had gezien, waren er in De Parel van het Oosten niet: voor een hok op de dertiende verdieping, zonder wastafel en wc, werd zonder blikken of blozen HK$ 100,- gevraagd, zeg maar ruim vijftig euro. Nu lijkt dat vergeleken met de huidige prijzen heel schappelijk, maar ik kan jullie verzekeren dat dat in die tijd heel duur was.
Het geeft trouwens geen pas om al te zeer te klagen over die weinig geriefelijke vakantieonderkomens: ik verbleef er maar een paar dagen, maar er zijn mensen in Hongkong (in 2021 waren dat er zo’n 200.000) die permanent wonen in dit soort ‘kistwoningen‘. Naast claustrofobie, die je standaard krijgt in dit soort mini-onderkomens, kun je er nog ziektes oplopen door de kakkerlakken die er in grote getale rondscharrelen.
Ik herinner me dat ik op een avond op de dertiende verdieping over de reling van Kowloon Hotel gebogen stond en in de diepte, op de binnenplaats neerkeek. Een lift was er niet in dat hotel en ik bedacht dat als er die nacht brand uit zou breken op een onderliggende etage, ik als een rat in de val zou hebben gezeten.
Met dat besef ben ik desondanks redelijk gerust gaan slapen die nacht. Maar ik was blij dat ik de volgende dag dat kraaiennest voorgoed kon verlaten en weer met beide benen op de grond stond.